e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Opglabbeek

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kussenleder pinkflank: peŋkflaŋk (Opglabbeek) Leren bekleding van de haamkussens. [N 13, 4; N 36, 17] I-10
kussensloop kustreksel: keͅstreksəl (Opglabbeek, ... ) de kussensloop (waarin het hoofdkussen wordt gestoken) [ZND 17 (1935)] || kussensloop [ZND 01 (1922)] || kussensloop; overtrek van een hoofdkussen [ZND 02 (1923)] III-2-1
kwaadaardig roepen grinsen: grensǝ (Opglabbeek) [N 8, 47 en 67] I-9
kwaadaardig schaap stootkop: stytkop (Opglabbeek) [N 77, 20] I-12
kwaadspreekster kazelkont: kazelkoend (Opglabbeek), kazelwijf: kazelwief (Opglabbeek), klep: opgepast viêr di-j klep, want straks wötsj jan-en-al-leman waat deste gezagd höbs  klep (Opglabbeek), kwaad babbelwijf: kōͅt babəlwīf (Opglabbeek), kwaaitong: de o niet omgespeld  koͅi̯toŋ (Opglabbeek), prattel: pratel (Opglabbeek) babbelaarster, klappei || klappei, kwaadspreekster || vrouw die gaarne kwaadspreekt [ZND 29 (1938)] III-1-4
kwaken roepen: roepen (Opglabbeek) Het geluid dat de koninginnen maken net vóór ze uit de cel komen. Waarschijnlijk luistert de jonge, nog niet uitgelopen moer, of zij antwoord van een mogelijke mededingster krijgt op dit gekwaak. Als dit niet het geval is, kan ze de moercel verlaten. [N 63, 32a; N 63, 33a; Ge 37, 43] II-6
kwakzalver kwakzalver: kwakzalver (Opglabbeek), kwàkzàlvər (Opglabbeek) Kwakzalver: iemand die onbevoegd de geneeskunde beoefent en vaak nutteloze dingen, middelen tegen alle mogelijke ziektes verkoopt (charlatan, plak, polak, kwakkelaar, waterziender, pisdokter, kwakzalver). [N 84 (1981)] || Kwakzalver: iemand die onbevoegd de geneeskunde beoefent en vaak nutteloze dingen, middelen tegen alle mogelijke ziektes verkoopt (kwakzalver, kwakkelaar, pisdokter, wonderdokter, charlatan, polak). [N 107 (2001)] III-1-2
kwalijk nemen het kwaad oppakken: ook materiaal znd 29, 19  kaod (oppakken) (Opglabbeek) kwalijk [ZND 01 (1922)] III-1-4
kwartel kwakkel: kŭakəl (Opglabbeek), kwakkel (Opglabbeek), kwartel: kwartel (Opglabbeek), kwartəl (Opglabbeek) kwartel [ZND 29 (1938)] || kwartel (18 kleine uitgave van patrijs [098], wat anders gekleurd en nu veel zeldzamer; zomervogel; vroeger erg geliefd vanwege de roep [kwik, wik-wik] [N 09 (1961)] III-4-1
kwartje kwartje: ps. omgespeld volgens Frings.  kwārtšə (Opglabbeek) kwartje, een ~ [N 21 (1963)] III-3-1