e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Opglabbeek

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
laagte in een akker zonk: zoŋk (Opglabbeek) Laagte of kuil waar de grond steeds vochtig blijft of waar water blijft staan. [N 11, 3a, N 11, add.; Vld.; monogr.] I-8
laagte in het landschap laagte: lixt (Opglabbeek), lixtǝ (Opglabbeek), zonk: zǫŋk (Opglabbeek) Een laagte in het landschap in het algemeen. Vergelijk ook lemma 1.2.8 ɛlaagte in een akkerɛ.' [L 29, 30; Wi 11; A 10, 4; S 20] I-8
laars (alg.) stevel: stēvəls (Opglabbeek) laars [bot, steevel, buus, kamasj] [N 24 (1964)] III-1-3
laars met sluitriempje rijget: rījeͅtə (Opglabbeek) laars waarvan de schacht aan de bovenkant van een verstelbaar sluitriempje is voorzien [rijlaars] [N 24 (1964)] III-1-3
laarzenschacht schacht: šaxt (Opglabbeek) schacht van een laars [sjach, sjteevelschach] [N 24 (1964)] III-1-3
laatste evangelie t letste evangjillióm?].: leste evangelie (Opglabbeek), stjans evangeelie (Opglabbeek) Het laatste evangelie, het beginmstuk van het evangelie volgens Johannes, dat gelezen werd na de zegen [t lèste evangillie [N 96B (1989)] III-3-3
laatste oordeel laatste oordeel: ləstə ūūrdéél (Opglabbeek) Het laatste oordeel. [N 96D (1989)] III-3-3
ladder leer: lęjǝr (Opglabbeek) Een ladder met bovenaan een lat waaraan een koord bevestigd is. Het geschoren en gereinigd varken wordt met de rug op de ladder gelegd. Als de achterste poten aan de bovensporten van de ladder zijn vastgesjord, wordt ze overeind gezet. Het varken komt met de snuit omlaag te hangen. [N 5aII, 62b; N 28, 64; N 28, 67; monogr.] II-1
ladderboom leierboom: lęi̯.ǝrbǫu̯.m (Opglabbeek) Elk van de twee balken van een zijladder waartussen zich de sporten bevinden. [JG 1a; JG 1b] I-13
lade lade: laai (Opglabbeek), lāj (Opglabbeek), schuif: sji-jf (Opglabbeek), Hèè trok het sji-jfke upe  sji-jf (Opglabbeek) kastlade || lade || lade van een tafel [ZND 39 (1942)] || schuif III-2-1