26609 |
aangeladen, toegemalen |
toe:
ty (L416p Opglabbeek)
|
Gezegd van het scherpsel van een molensteen wanneer dit toegeplakt raakt als gevolg van deegachtig meel. Zie ook de toelichting bij het lemma ɛaanladenɛ.' [N O, 34n; Vds 181; Jan 264; Coe 147]
II-3
|
29053 |
aangesneden beleg |
aangesneden beleg:
aangesneden beleg (L416p Opglabbeek)
|
Aangeknipt belegsel. Zie ook de toelichting bij het lemma ɛbelegɛ.' [N 59, 114b]
II-7
|
20350 |
aangetrouwd |
aangestrikt:
schertsend
aangestrikt (L416p Opglabbeek),
aangetrouwd:
lett.
aangetruidsj (L416p Opglabbeek)
|
aangetrouwd || aangetrouwd of verwant
III-2-2
|
21470 |
aangeven, verklikken |
achterbaks (bn.):
Algemene opmerking bij deze vragenlijst: invuller noteert bij spellingssysteem: WBD-WLD, behalve je = dj.
ágtərbáks (L416p Opglabbeek)
|
heimelijk een overtreding of misdrijf aangeven [bij de overheid] [klikken, verklikken, paanderdragen, klikspanen] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
19975 |
aanhitsen |
hitsen:
WBD/WLD
hitsə (L416p Opglabbeek)
|
Hoe noemt u een hond kwaad maken, aanhitsen (hitsen, hissen, opkiezen) [N 83 (1981)]
III-2-1
|
17926 |
aanhoudend bepoetelen |
handvollen:
hampələ (L416p Opglabbeek)
|
aanhoudend in de handen nemen [haffele, verhandvollen] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
18883 |
aanhoudend klagen |
jammeren:
¯t is waal joamer, mè de köns neet bli-jve joamere
joamere (L416p Opglabbeek),
lamenteren:
Vgl. Latijn lamentari (bejammeren) este zuu bli-jfs lamme(n)tère aan mi-jne kop, wèèr ich er oppen door nog raadgek van
lammetère (L416p Opglabbeek)
|
klagen || lammenteren, klagen
III-1-4
|
25243 |
aanhoudend regenen |
bratselen:
bràtsələ (L416p Opglabbeek),
knoeien:
knoeien
knijjə (L416p Opglabbeek)
|
voortdurend regenen [knoeien] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
21707 |
aankondigingskastje |
uithangbord:
Algemene opmerking bij deze vragenlijst: invuller noteert bij spellingssysteem: WBD-WLD, behalve je = dj.
ūūthángbórt (L416p Opglabbeek)
|
de plaats waar gemeentelijke aankondigingen etc. opgehangen worden [gebooi] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
26593 |
aanmalen |
aanmalen:
ā.nmālǝ (L416p Opglabbeek)
|
Met een nieuwe of pas gescherpte molensteen beginnen te malen. In P 51 bracht men daarbij een hoeveelheid zemelen als eerste ø̄maalgoedø̄ tussen de stenen. Men noemde dit: een beetje zemelen tussenbrengen (ǝ betskǝ zēmǝlǝ tøsǝbreŋǝ). Zie ook het lemma ɛin het gemaal brengenɛ.' [N O, 36h; Vds 163; Jan 263; Coe 203; N O, 34q; monogr.]
II-3
|