e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Opglabbeek

Overzicht

Gevonden: 5774
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
blij blij: ze woare zuu bli-j es körmesvugels bli-jer (comaratief), bli-jdste (superlatief)  bli-j (Opglabbeek) opgewekt III-1-4
blijven hangen, blijven plakken blijven plakken: blīēvə plekkə (Opglabbeek) ergens steeds maar blijven, niet weg willen gaan [kleven, pekken, hukken, persten, plersten, pleisteren] [N 91 (1982)] III-4-4
blijven wachten blijven: blieve (Opglabbeek), blivə (Opglabbeek), blīvən (Opglabbeek), wachten: wágtə (Opglabbeek) blijven [ZND 25 (1937)] || ergens blijven tot iets of iemand komt [tukken, wachten] [N 91 (1982)] III-4-4
blijvend gebit paardstanden: pē̜.rstan (Opglabbeek) Op vijfjarige leeftijd heeft het paard een volwaardig gebit, meestal paardstanden genoemd. [JG 1a, 1b; N 8, 18a en 18b] I-9
bliksem, bliksemflits weerlicht: wēͅrlēxt (Opglabbeek), we͂ͅrlēxt (Opglabbeek), weerlicht (m.)  wēͅrléxt (Opglabbeek) bliksemen met een felle straal [t vuurlicht] [N 22 (1963)] || bliksemschicht, bliksemstraal [weerlicht, blidderum] [N 22 (1963)] III-4-4
bliksemafleider bliksemafleider: bliksəmààflèèjər (Opglabbeek), donderroede: dónnerraoj (Opglabbeek) Inrichting om de bliksem af te leiden en onschadelijk te maken; gewoonlijk een van het dak tot in de grond lopende metalen staaf (bliksemafleider, donderroede, donderkruit, donderspil) [N 79 (1979)] III-2-1
bliksemen bliksemen: ⁄t bliksemt (Opglabbeek, ... ), weerlichten: het weerlicht  t wēͅrléxt (Opglabbeek) bliksemen [ZND 21 (1936)] || bliksemen met een felle straal [t vuurlicht] [N 22 (1963)] || het bliksemt [ZND 01 (1922)] III-4-4
blind blind: blint (Opglabbeek) blind [ZND A1 (1940sq)] III-1-1
blinken, glimmen, glanzen blinken: blinkə (Opglabbeek, ... ) blinken [ZND A1 (1940sq)] || een glans van zich geven [glimmen, glanzen, blinken] [N 91 (1982)] III-4-4
bloed bloed: blot (Opglabbeek), blōt (Opglabbeek) bloed [N 10 (1961)], [ZND A2 (1940sq)] III-1-1