e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Opglabbeek

Overzicht

Gevonden: 5774
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
broeksriem boksenriem: buksərēm (Opglabbeek) band of riem waarmee de broek in de taille wordt opgehouden [boekreem, boekband, boksemband] [N 23 (1964)] III-1-3
broeksriem? riem: Rem (Opglabbeek) riem [ZND A2 (1940sq)] III-1-3
broekzak achter achterzak: achterzak (Opglabbeek), kontmaaltje: ku:ntmēͅlkə (Opglabbeek) de achterzak [N 59 (1973)] || zak aan de achterkant van de broek [konttes, votteske] [N 23 (1964)] III-1-3
broekzak opzij zijmaal: zīma.l (Opglabbeek), zijzak: zijzakken (Opglabbeek) broekzak opzij [broeksebuil, boksetes, boksenbool, venget] [N 23 (1964)] || de broekzak opzij [N 59 (1973)] III-1-3
broekzak voor steekzak: steekzak (Opglabbeek) zakken voor in broek, i.p.v. opzij (steekzak?) [N 59 (1973)] III-1-3
broer broer: bróór (Opglabbeek), 1a-m; 4, 33; 5, 70a; 11, a1  bróór (Opglabbeek) broeder (familielid) [ZND 01 (1922)] || broeder; dat is zijn broeder [ZND 08 (1925)] III-2-2
brokkelhoef sprokvoeten: sprǫk˲vēt (Opglabbeek) Een hoef met wanden die zeer bros zijn en gemakkelijk afbrokkelen. In de hoornwand zijn kloven. Als het paard moet beslagen worden, is het moeilijk de ijzers goed vast te nagelen. [N 8, 90u] I-9
brompot grommelaar: groməlēͅr (Opglabbeek), grommelpot: groməlpoͅt (Opglabbeek), mopperaar: eine moeppereir (Opglabbeek) Hoe heet iemand die zijn kwade luim toont met binnensmonds mompelen? [ZND 22 (1936)] III-3-1
bromtol zingdop: ziŋdoͅb (Opglabbeek) Hoe noemt (noemde) men de tol, die bij het ronddraaien een brommend geluid maakt, als deze van blik en bontgekleurd is? [Lk 03 (1953)] III-3-2
bron bron: bron (Opglabbeek), brun (Opglabbeek), springput: spreŋkpǫt (Opglabbeek), sprong: sprink (Opglabbeek), sprénk (Opglabbeek) bron, natuurlijke opening in de grond waar water uit de grond opwelt [kwel, wel] [N 81 (1980)] || Natuurlijke opening in de grond waar water uit opwelt. [S 5; L 1a-m; L 22, 26; N 5A(I] I-8, III-4-4