34072 |
brulse koe |
brul:
brel (L416p Opglabbeek)
|
Koe die niet meer drachtig is en veel brult. [JG 1a, 1b]
I-11
|
34196 |
brulziekte |
brul zijn:
(de koe is) brel (L416p Opglabbeek),
(de koe is) bręl (L416p Opglabbeek)
|
Een afwijking aan de eierstokken van koeien. De dieren vertonen voortdurend verschijnselen van tochtigheid, tegelijkertijd zijn ze onvruchtbaar. De koeien maken een eigenaardig brullend geluid, ze hebben slappe banden en ze groeien slecht. Zie ook het lemma ''brulziekte'' in wbd I.3, blz. 464-465. [N 3A, 101; A 48A, 45a; JG 1a, 1b; L 19B, 4a; monogr.; add. uit N C]
I-11
|
21573 |
brutaal |
assurant:
asserant (L416p Opglabbeek),
astrant:
hè is asterant (L416p Opglabbeek),
hɛ̄ ĭz astrant (L416p Opglabbeek),
àstrjant (L416p Opglabbeek)
|
geen schaamte hebbend [(zeer) brutaal, astrant, frech, vrank, frank] [N 87 (1981)] || hij is vrijpostig (strant, astrant) [ZND 32 (1939)]
III-3-1
|
25116 |
bui, regenbui |
bijs:
bi-js (L416p Opglabbeek),
bies (L416p Opglabbeek),
ein bi-js (L416p Opglabbeek),
gors:
goers (L416p Opglabbeek),
schoer:
schōr (L416p Opglabbeek)
|
bui, regen [ZND 01 (1922)] || bui, regenbui || regenbui, korte periode van regen [frontbui, gurze, schoer] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
17634 |
buik |
buik:
by(3)̄k (L416p Opglabbeek, ...
L416p Opglabbeek),
byk (L416p Opglabbeek),
bȳk (L416p Opglabbeek),
bûk (L416p Opglabbeek),
lijf:
līf (L416p Opglabbeek),
pens:
pɛ.ns (L416p Opglabbeek),
zak:
zak (L416p Opglabbeek)
|
buik [N 10b (1961)] || de buik [ZND 29 (1938)] || Zie afbeelding 2.33. [JG 1a, 1b; N 8, 14 en 41]
I-9, III-1-1
|
17635 |
buik (spotnamen) |
pens:
peͅns (L416p Opglabbeek, ...
L416p Opglabbeek)
|
buik [N 10b (1961)] || buik: spotbenamingen [N 10 (1961)]
III-1-1
|
29085 |
buikbroek |
dikbuikbroek:
dikbuikbroek (L416p Opglabbeek)
|
Broek voor een gezet figuur. [N 59, 162]
II-7
|
33886 |
buikkrampen |
koliek:
kǫlīk (L416p Opglabbeek),
penspijn:
pɛ.nspin (L416p Opglabbeek)
|
Met krampen gepaard gaande darmstoornis die hevige pijn veroorzaakt bij dieren, in het bijzonder bij paarden. [A 48A, 5; N 8, 9Oo; monogr.]
I-9
|
28957 |
buiksuçon |
taillenaad voor dikbuik:
taillenaad voor dikbuik (L416p Opglabbeek)
|
Gebogen taillenaad voor veel buikwelving. [N 59, 94d]
II-7
|
28939 |
buikvoorsprong |
buikomtrek:
buikomtrek (L416p Opglabbeek)
|
Maat genomen van de voorpartij van de taillewijdte. De taillewijdte bestaat uit twee ongelijke helften, de achterhelft noemt men de lendenbreedte en de voorpartij de buikvoorsprong (Papenhuyzen II, pag. 11). Zie afb. 28. [N 59, 45b; N 59, 44c]
II-7
|