e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Opglabbeek

Overzicht

Gevonden: 5774
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
brulse koe brul: brel (Opglabbeek) Koe die niet meer drachtig is en veel brult. [JG 1a, 1b] I-11
brulziekte brul zijn: (de koe is) brel (Opglabbeek), (de koe is) bręl (Opglabbeek) Een afwijking aan de eierstokken van koeien. De dieren vertonen voortdurend verschijnselen van tochtigheid, tegelijkertijd zijn ze onvruchtbaar. De koeien maken een eigenaardig brullend geluid, ze hebben slappe banden en ze groeien slecht. Zie ook het lemma ''brulziekte'' in wbd I.3, blz. 464-465. [N 3A, 101; A 48A, 45a; JG 1a, 1b; L 19B, 4a; monogr.; add. uit N C] I-11
brutaal assurant: asserant (Opglabbeek), astrant: hè is asterant (Opglabbeek), hɛ̄ ĭz astrant (Opglabbeek), àstrjant (Opglabbeek) geen schaamte hebbend [(zeer) brutaal, astrant, frech, vrank, frank] [N 87 (1981)] || hij is vrijpostig (strant, astrant) [ZND 32 (1939)] III-3-1
bui, regenbui bijs: bi-js (Opglabbeek), bies (Opglabbeek), ein bi-js (Opglabbeek), gors: goers (Opglabbeek), schoer: schōr (Opglabbeek) bui, regen [ZND 01 (1922)] || bui, regenbui || regenbui, korte periode van regen [frontbui, gurze, schoer] [N 81 (1980)] III-4-4
buik buik: by(3)̄k (Opglabbeek, ... ), byk (Opglabbeek), bȳk (Opglabbeek), bûk (Opglabbeek), lijf: līf (Opglabbeek), pens: pɛ.ns (Opglabbeek), zak: zak (Opglabbeek) buik [N 10b (1961)] || de buik [ZND 29 (1938)] || Zie afbeelding 2.33. [JG 1a, 1b; N 8, 14 en 41] I-9, III-1-1
buik (spotnamen) pens: peͅns (Opglabbeek, ... ) buik [N 10b (1961)] || buik: spotbenamingen [N 10 (1961)] III-1-1
buikbroek dikbuikbroek: dikbuikbroek (Opglabbeek) Broek voor een gezet figuur. [N 59, 162] II-7
buikkrampen koliek: kǫlīk (Opglabbeek), penspijn: pɛ.nspin (Opglabbeek) Met krampen gepaard gaande darmstoornis die hevige pijn veroorzaakt bij dieren, in het bijzonder bij paarden. [A 48A, 5; N 8, 9Oo; monogr.] I-9
buiksuçon taillenaad voor dikbuik: taillenaad voor dikbuik (Opglabbeek) Gebogen taillenaad voor veel buikwelving. [N 59, 94d] II-7
buikvoorsprong buikomtrek: buikomtrek (Opglabbeek) Maat genomen van de voorpartij van de taillewijdte. De taillewijdte bestaat uit twee ongelijke helften, de achterhelft noemt men de lendenbreedte en de voorpartij de buikvoorsprong (Papenhuyzen II, pag. 11). Zie afb. 28. [N 59, 45b; N 59, 44c] II-7