28624 |
de koningin knippen |
de moer knippen:
dǝ mōr knepǝ (L416p Opglabbeek)
|
De vleugels van de koningin of moer knippen. Men probeert hiermee het zwermen te verhinderen. [N 63, 96c; monogr.]
II-6
|
28630 |
de koningin merken |
merken:
merken (L416p Opglabbeek)
|
Het duidelijk herkenbaar maken van de koningin door verf, lak, gekleurde plaatjes. Volgens informanten gebruikt men ook Tippex, gekleurd zilverpapier en nagellak. Een goedkoop en uitstekend middel tot herkenning zijn de staniolplaatjes. Men heeft ze in de kleuren rood, groen, zilver en goud. Elk jaar wordt een andere kleur gebruikt. Er zijn kleine nummertjes op gedrukt van 1 tot en met 100. Met kleefstof wordt één zo''n plaatje op het borststuk van de moer bevestigd. Het nummer geeft het individu aan en de kleur de ouderdom (De Roever, pag. 544). [N 63, 102a; N 63, 102b; Ge 37, 166; monogr.]
II-6
|
23687 |
de kruisweg bidden |
de kruisweg beden:
kriesweeg beeje (L416p Opglabbeek),
de kruisweg doen:
krīswɛ̄x dōn (L416p Opglabbeek)
|
De kruisweg bidden (in de vastentijd, op Goede Vrijdag, na n begrafenis) [de kruutswèèg bèèje, de statioeëne beëne?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
32732 |
de laatste voor ploegen |
(de leste voor) uitvaren:
űt˲vārǝ (L416p Opglabbeek)
|
De laatste voor van het grote middendeel van een akker die men ploegde, kan op twee manieren worden afgewerkt. Als men een greppel wil laten ontstaan in verband met de waterafvoer (op lage gronden), dan ploegt men de laatste voor iets dieper dan de overige. Wil men daarentegen geen greppel overhouden, dan ploegt men de laatste voor ondiep uit en sleept men ze vervolgens dicht. De termen die in dit lemma onder A. zijn vermeld, werden opgegeven n.a.v. de vraag naar "de diepe middenvoor afwerken". Sommige ervan lijken ook bruikbaar voor het ploegen van de laatste voor in het algemeen. De onder B. opgenomen termen betreffen het ploegen van de laatste voor aan de zijkant(en). [N 11, 62; N 11A, 119e + 121e; div.; monogr.]
I-1
|
34230 |
de melk inhouden |
in de pens trekken:
(de koe) trękt en dǝ pęns (L416p Opglabbeek),
ophouden:
(de koe) helt ǫp (L416p Opglabbeek),
ǫphǫu̯wǝ (L416p Opglabbeek)
|
Tijdens het melken plotseling geen melk meer geven, gezegd van de koe. [N 3A, 69; monogr.]
I-11
|
34231 |
de melk laten lopen |
(de melk) laten lopen:
(de koe) lēt lø̜u̯pǝ (L416p Opglabbeek),
lǭtǝ lø̜u̯pǝ (L416p Opglabbeek)
|
De melk uit de spenen laten vloeien. [N 3A, 70]
I-11
|
33870 |
de merrie dekken |
dekken:
dękǝ (L416p Opglabbeek)
|
Zie afbeelding 11. [JG 1a, 1b; N 8, 43a en 43b]
I-9
|
33872 |
de merrie is niet drachtig |
niet vol:
nēt ˲vǫl (L416p Opglabbeek)
|
[N 8, 48 en 49]
I-9
|
23260 |
de middag luiden |
noen luiden:
t lūt noon (L416p Opglabbeek)
|
De angelusklok luidt. [ZND 32 (1939)]
III-3-3
|
23550 |
de mis dienen |
de mis dienen:
de mes deene (L416p Opglabbeek)
|
De mis dienen [diene, de mès deene?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|