18035 |
diarree |
aan de/het schijt:
ān dǝ sxīt (L416p Opglabbeek),
afgang:
āāfgaṇk (L416p Opglabbeek),
schijt:
aan de schiet (L416p Opglabbeek),
šīt (L416p Opglabbeek)
|
Buikloop. Te dunne ontlasting, meestal veroorzaakt door een min of meer ernstige ontsteking van de darmen. Zie ook het lemma ''diarree'' in wbd I.3, blz. 472-474. [N 3A, 91, 99; A 48A, 52; monogr.] || Diarree, buikloop (dunne, pruts). [N 84 (1981)] || Diarree, buikloop (prutsj, loperij, aan de schiet, dunne, weke). [N 107 (2001)]
I-11, III-1-2
|
34351 |
diarree hebben |
aan de schijt (zijn):
ānǝ šīt zēn (L416p Opglabbeek)
|
Te dunne ontlasting hebben, buikloop. [N 76, 51b; N 76, 51a]
I-12
|
28552 |
dichtmaken van de woning |
toestoppen:
toestoppen (L416p Opglabbeek)
|
Het dichtmaken van spleten en openingen in de bijenwoning met propolis. [N 63, 53b; N 63, 53a; Ge 37, 142]
II-6
|
21310 |
dief |
dief:
dēf (L416p Opglabbeek, ...
L416p Opglabbeek),
schelm:
chelm (L416p Opglabbeek),
šeͅlm (L416p Opglabbeek)
|
dief [ZND 23 (1937)], [ZND m]
III-3-1
|
21753 |
dienstplicht doen |
binnen:
Algemene opmerking bij deze vragenlijst: invuller noteert bij spellingssysteem: WBD-WLD, behalve je = dj.
bənnə (L416p Opglabbeek)
|
zijn militaire dienst vervullen [opmoeten, binnenmoeten] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
32690 |
diep |
diep:
dēp (L416p Opglabbeek)
|
In dit lemma worden de plaatselijke varianten gegeven van het woord diep, voorzover dat - evenals de termen voor het tegengestelde begrip (zie het lemma ondiep) - gebruikt wordt of kan worden in verbinding met een werkwoord voor "ploegen". Voor het begrip "diep ploegen (vóór het zaaien)" kent men in bepaalde streken een speciale term waarin het woord diep niet voorkomt. Daarvoor zie men het volgende lemma [JG 1a + 1b; N 11, 39 + 42b + 46; N 11A, 107a + 108a; L 23, 8a; A 20, 1b; A 27, 24b; monogr.]
I-1
|
19087 |
diepzinnig |
overdacht zijn:
hè is ieverdacht (L416p Opglabbeek)
|
Hij is diepzinnig. [ZND 33 (1940)]
III-1-4
|
24300 |
dier, beest |
beest:
hier ook opgenomen mat. van ZND 21, 011
biest (L416p Opglabbeek),
ook in ZND 23, 009
bīəst (L416p Opglabbeek)
|
beest [ZND 01 (1922)] || dier [ZND 01 (1922)]
III-4-2
|
17676 |
dij |
bil:
bel (L416p Opglabbeek),
bil (L416p Opglabbeek, ...
L416p Opglabbeek)
|
dij [ZND m] || Hoe heet het been boven de knie ? [ZND 23 (1937)]
III-1-1
|
21155 |
dijk |
dijk:
dīk (L416p Opglabbeek),
opgehoopte aarde
diek (L416p Opglabbeek)
|
dijk [ZND 33 (1940)] || Opgehoopte aarde. [N 27, 24; L 33, 34]
I-8, III-3-1
|