id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
18878 | luid schreien | krijten: ook materiaal znd 28, 53 kreͅjtə (Opgrimbie) | luid schreien, krijten [ZND 01 (1922)] III-1-4 |
23217 | luiden | luiden: lūjə (Opgrimbie, ... ) | De klok luiden. [ZND 30 (1939)] || Luiden. [ZND 01 (1922)] III-3-3 |
23252 | luiden voor de mis | luiden: lūjt (Opgrimbie) | Het luidt voor de mis. [ZND 30 (1939)] III-3-3 |
20478 | luier | windel: wengəl (Opgrimbie) | luier (kinderdoek) [ZND 01u (1924)] III-2-2 |
20281 | luiermand | kindskorf: kinsjkurrəf (Opgrimbie) | korf of mand waarin de doeken of luiers van de kleine kinderen wordt bewaard? [ZND 37 (1941)] III-2-2 |
19029 | luilak | luierik: ook materiaal znd 30, 42 (luiaard) lojərək (Opgrimbie) | luilak [ZND 01 (1922)] III-1-4 |
17734 | luisteren | luisteren: ly(3)̄stərə (Opgrimbie, ... ) | goed luisteren [ZND 30 (1939)] || luisteren [ZND 01 (1922)] III-1-1 |
31582 | luns | leun: lø̜̄n (Opgrimbie) | Metalen spie die door een gat in het uiteinde van de wagenas wordt gestoken om te verhinderen dat het wiel van de as kan afdraaien. Zie ook afb. 216. [N G, 50c; N 17, 63; JG 1a; JG 1b; Wi 13, add.; L 39, 22, add.; div.] II-11 |
20486 | lusten | mogen: verzamelfiche ook mat. van ZND 1 (a-m) mōͅ-gə (Opgrimbie), mōͅgə (Opgrimbie) | lusten (die soep lust ik niet) [ZND 30 (1939)] III-2-3 |
33057 | maaidorser | groot machine: gruǫt mǝšin (Opgrimbie) | Deze machine dorst niet alleen, maar maait het eerst af, dorst het vervolgens, en bindt het stro ook tot pakken bijeen. [JG 1a, 1b; monogr.] I-4 |