e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Opgrimbie

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
pacht, vruchtgebruik pacht: pax (Opgrimbie), tuis: tǫu̯s (Opgrimbie) Onder pacht worden drie samenhangende betekenissen verstaan: 1. hetgeen de pachter betaalt: "de pacht betalen"; 2. het vruchtgebruik van de grond: "grond in pacht hebben"; 3. het contract: "de boer heeft nog twee jaar pacht". Tocht hangt, evenals de nevenvorm tucht, oorspronkelijk samen met trekken in de betekenis "telen"; leeftocht is dan "tocht ("vruchtgebruik, pachtcontract") voor het leven". Aan tuis, vergelijk Mnl. tuuscen "dobbelen; bedriegen; ruilen", correspondeert Du. tauschen. Belading en belader corresponderen met belasting. Het feest van Sint Remeis of Sint Remigius, wiens naamdag naar de Romeinse kalender op 1 oktober valt, wordt wel de "huurdag der boerenknechten en meiden" genoemd (naar Jongeneel, 54). Bij boermeste: pachtvergoeding in natura; in plaats van een pachtsom te betalen, mocht de boer het onderhavige land voor één jaar gebruiken, mits hij voor eigen rekening het land een goede organische bemesting gaf. [L 14, 6; L 32, 101; Wi 18; monogr.] I-6
pad kroddel: kroͅdəl (Opgrimbie) pad [ZND m] III-4-2
paddestoel (alg.) champignon: eetbare --; gecombineerd met ZND 5 040  ša.mpəljo:ŋ (Opgrimbie), paddestoel: eetbare --; gecombineerd met ZND 5 040  paddestool (Opgrimbie) paddestoel [ZND 15 (1930)] III-4-3
pak slaag pak slaag: ə pak slēͅ:ch (Opgrimbie) een pak slaag [ZND 06 (1924)] III-1-2
palmboompje palm: verzamelfiche ZND 15, 015 van Har, + ZND 5, 041  paam (Opgrimbie), paum (Opgrimbie) palmboompje [ZND 15 (1930)] III-4-3
pannenkoek koek: kōk (Opgrimbie) pannenkoek [ZND 40 (1942)] III-2-3
pap brij: m  brēj (Opgrimbie) brij [ZND 01 (1922)] III-2-3
paraplu paraplu: ənə parəply (Opgrimbie) paraplu [ZND 40 (1942)] III-1-3
paren van de duiven paren: pā.rə (Opgrimbie) Paren [van de duiven]. [Goossens 1b (1960)] III-3-2
parochie parochie: `alleen kerkelijke gemeente`  ən perochə (Opgrimbie), ən pərochəj (Opgrimbie) Een parochie; dit woord kan betekenen zoals in het Nederl. "kerkelijke gemeente met een pastoor"ofwel eenvoudig "dorp"; welke betekenis heeft het bij u? [ZND 40 (1942)] III-3-3