e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Opgrimbie

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
pasen pasen: pōͅsə velt lāt (Opgrimbie) Paschen valt laat. [ZND 34 (1940)] III-3-3
pasgeboren kalf nuchter kalf: nø̄xtǝr [kalf] (Opgrimbie), versgevallen (bijvgl. nmw.): vēs˲gǝvalǝ (Opgrimbie) [N 3A, 15 en 20; N C, 6; JG 1a, 1b; monogr.] I-11
pastinaak pastenaken: pastənākə (Opgrimbie) pastinaak [ZND 05 (1924)] I-7
pastoor pastoor (<lat.): nw pestyers  də pəstūər (Opgrimbie) Pastoor. [ZND 14 (1926)] III-3-3
pastorie pastorie: pastəréj (Opgrimbie) De pastorij. [ZND 12 (1926)] III-3-3
patates frites patat friet: petat frit (Opgrimbie) de staafjes aardappel die in vet gebakken en ook wel in zakjes verkocht worden? [DC 46 (1971)] III-2-3
patroonheilige, kerkpatroon patroon (<fr.): alleen betekenis heilige lijkt me gebruikelijk, misschien ook wel de 2de, niet de 3de  ənə pətruən (Opgrimbie) Een patroon: uitspraak. [ZND 40 (1942)] III-3-3
paus paus: də paws (Opgrimbie) De paus. [ZND 40 (1942)] III-3-3
peen, wortel wortelen: wortele (Opgrimbie) I-7
peetoom peteren: pē.tərə (Opgrimbie), ook aanspreekvorm voor petekind  pēͅtərə (Opgrimbie) peter (doopvader) [ZND 05 (1924)] III-2-2