e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Opgrimbie

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
reuzel, bladvet veertjesvet: vəerskəs-veͅt (Opgrimbie) reuzel (gesmolten varkensvet; fr. saindoux) [ZND 06 (1924)] III-2-3
riek, mestriek riek: rēk (Opgrimbie) Een riek die vroeger vaak drie, tegenwoordig meestal vier tanden telt en die gebruikt wordt om de stallen uit te mesten, mest te laden en mest te verspreiden op het land, ook om aardappelen te rooien, aardkluiten fijn te maken e.d. Voorzover het materiaal daaromtrent gegevens bevatte, is in dit lemma achter de plaatsnummers melding gemaakt van het aantal tanden dat de (mest)riek ter plaatse telde. Benamingen van de (mest)riek naar het aantal tanden vormen de tweede helft van dit lemma. Niet opgenomen zijn namen voor een drietandige vork, die blijkens de opgave gebruikt werd om graanschoven en/of hooi op te steken, noch benamingen voor de vijf- of zestandige riek die - met of zonder bolletjes aan de tanden - dient om bieten of aardappelen op te scheppen. [N 5A, 50b; N 11, 28; N 11A, 13a + c; N 14, 81 add.; N 18, 23 + a + b; N 18, 24 add.; JG 1a + 1b; A 28, 4a + b; Av 1, III 5; L B2, 242; L 16, 18b; Gi 2, 179; Lu 6, 4a + b; S 29; Gwn 8, 3; Wi 3 add.; div.; monogr.] I-1
rij, wiers rin: ren (Opgrimbie) De langwerpige heuveltjes of stroken waarin het nog niet geheel droge hooi wordt bijeengeharkt voordat het op hopen wordt gebracht. [N 14, 101; JG 1b, 2c en Goossens 1963; A 10, 19; A 16, 2; L 38, 37; monogr.] I-3
rijden rijden: rejə (Opgrimbie) rijden [ZND 25 (1937)] III-3-1
rijgen trochelen: trǭxǝlǝ (Opgrimbie) Het voorlopig verbinden van een of twee delen aan elkaar met de rijgsteek, op tafel of op de hand. [N 59, 52b; N 59, 51a; N 59, 51b; N 62, 6; N 62, 7; L 1a-m; L 1u, 41; L B1, 75; Gi 1.IV, 19; MW; S 7; monogr.] II-7
rijke lieden rijke lui: rīkə loj (Opgrimbie) Rijke lieden [ZND 30 (1939)] III-3-1
rijksveldwachter bode: veldwachter  bōͅij (Opgrimbie) bode [ZND 01 (1922)] III-3-1
rijkswachter gendarme (fr.): z vaak s  ənə žəndɛerm (Opgrimbie, ... ) Gendarm, rijkswachter. [ZND 35 (1941)] III-3-1
rijp vormen, rijpen rouwvorsten: ps. alleen dit tekentje omgespeld volgens Frings (er stond een Ø met een punt eronder).  hət hēͅ:t gəro.w[ōͅ}.rs (Opgrimbie) rijm (rijp, ijzel) [ZND 06 (1924)] III-4-4
rijp, rijmx rouwvorst: rowwòòrs (Opgrimbie), ps. is niet goed om te spellen. Er staat een Ø met een punt eronder (omgespeld: ‹) en hierboven nog een `; deze combinatieletter is niet te maken/om te spellen.  ró[wōͅ.rs (Opgrimbie) rijm (rijp, ijzel) [ZND 06 (1924)] || rijp, rijm [DC 48 (1973)] III-4-4