18390 |
speld |
spang:
spāŋ (Q010p Opgrimbie)
|
Puntig, van een kop voorzien metalen stiftje om iets in weefsel vast te steken of te bevestigen op of aan iets anders. [N 62, 50a; L 7, 20; L 14, 24; L B1, 73; R 14, 8a; MW; Wi 7; S 34; monogr.]
II-7
|
28970 |
spelden |
vastspangen:
vasspaŋǝ (Q010p Opgrimbie)
|
Met spelden stukken kleding of panden aan elkaar vastspelden. [N 59, 74; L 7, 20; S 34]
II-7
|
22383 |
spelen (alg.) |
spelen:
spēͅl, spølt, spēlə (Q010p Opgrimbie)
|
Ik speel, hij speelt, wij spelen. [ZND 07 (1924)]
III-3-2
|
20165 |
spenen |
spenen:
spiǝnǝ (Q010p Opgrimbie)
|
Het veulen het zuigen ontwennen. [JG 1a, 1b; N 8, 59]
I-9
|
26360 |
spie |
kijl:
kī.l (Q010p Opgrimbie)
|
De zeisring, die steel en blad verbindt, wordt vastgeslagen door middel van een spie, of door twee of meer spietjes. Doorgaans zijn ze van hout, omdat deze het beste vast blijven zitten; soms vindt men ook een ijzeren spie, vaak in combinatie met een houten. Zie ook de toelichting bij het lemma ''zeisring'', en afbeelding 4, nummer A4 en B4. [N 18, 67e; JG 1a, 1b, 2c; add. uit A 14, 2]
I-3
|
21373 |
spijbelen |
achter de heggen lopen:
achtər də hēgə loͅwpə (Q010p Opgrimbie),
heggenschool hebben:
hɛgəsjoͅ:l hɛbə (Q010p Opgrimbie)
|
Hoe noemt men het heimelijk, zonder medeweten van de ouders, wegblijven van school? [Lk 03 (1953)] || Spijbelen (de school ontlopen, achter de hagen schoolgaan). [ZND 07 (1924)]
III-3-1
|
31953 |
spijkeren |
nagelen:
nē̜.gǝlǝ (Q010p Opgrimbie)
|
Met een hamer spijkers in het hout slaan. [N 53, 152a-b; L 5, 7; monogr.]
II-12
|
33133 |
spikken |
spikken:
(enkelv)
spek (Q010p Opgrimbie)
|
Onder spikken (of het enkelvoud: spik) verstaat men doorgaans een verbijzondering van het begrip "graanafval", namelijk het (onvolgroeide) graan met het kaf er nog omheen, dat dus niet heeft losgelaten bij het dorsen. Deze spikken worden dan als varkensvoer gekookt. Zie ook de toelichting bij het lemma ''graanafval'' (6.1.30). [N 14, 35d; JG 1a, 1b; monogr.]
I-4
|
20121 |
spinnen |
spinnen:
speͅnə (Q010p Opgrimbie)
|
spinnen [Goossens 1b (1960)]
III-2-1
|
24381 |
spinnenweb |
spinnengeweef:
speͅnəgəwēͅf (Q010p Opgrimbie)
|
spinnenweb [ZND 07 (1924)]
III-4-2
|