e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Opgrimbie

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
steengruis keitjes: kęi̯tjǝs (Opgrimbie) Kleine stukjes steen waarmee men wegen bedekt. Voor een verklaring van het woordtype ɛbrokkeljonɛ zie men de toelichting bij het lemma ɛmokerɛ (WLD II.9, blz. 15) waarin ɛbrokkeljonɛ in verband wordt gebracht met het Franse ɛbriquallonsɛ en het Waalse ɛbricayonsɛ ø̄steenpuinø̄.' [L 24, 28a; monogr.] I-8
steenkool kolen: kōͅlə(n) (Opgrimbie, ... ) steenkool [ZND 04 (1924)], [ZND 36 (1941)] III-2-1
stelen stelen: stēͅlə (Opgrimbie) stelen [ZND 25 (1937)] III-3-1
stemmen kiezen: kēzə (Opgrimbie), stemmen: stømə (Opgrimbie) kiezen [ZND 25 (1937)] III-3-1
stenen pot, keulse pot pot: pot (Opgrimbie) een stenen pot (hard gebakken, blauwgrijs) [ZND 32 (1939)] III-2-1
sterke / ruwe kerel ruwe, een ~: zelfstandig gebruikt  ənə rōwə (Opgrimbie) dat is een ruwe kerel [ZND 42 (1943)] III-3-1
sterx ster: star (Opgrimbie) ster [ZND 07 (1924)] III-4-4
stiefvader stiefvader: stèf-vādər (Opgrimbie) stiefvader [ZND 11 (1925)] III-2-2
stier duur: dø̄r (Opgrimbie) Mannelijk, niet gecastreerd rund. [JG 1a, 1b; A 4, 12; Gwn V, 1; L 7, 46; L 14, 14; L 20, 12; R 3, 38; S 35; Wi 14; monogr.; add. uit N 3A, 15] I-11
stijfsel stijfsel: samen met znd 7, 48  stisəl (Opgrimbie), stīfsəl (Opgrimbie), st‧īsəl (Opgrimbie) de witte stof die gebruikt wordt om linnen stijf te maken (witte klontjes) [ZND 32 (1939)] III-2-1