19642 |
stijfselpap |
stijfsel:
stiefsel (Q010p Opgrimbie)
|
stijfselpap [ZND 32 (1939)]
III-2-1
|
33979 |
stijgbeugels |
stijgbeugelen:
stībø̄.gǝl (Q010p Opgrimbie)
|
Metalen, van onderen afgeplatte, aan een riem bevestigde ring waarin een ruiter de voet zet om op of af te stijgen en om op te steunen bij het rijden. [JG 1a, 1b]
I-10
|
34018 |
stilstaan |
hou:
ou̯ (Q010p Opgrimbie),
ju(j):
jȳ (Q010p Opgrimbie)
|
Voermansroep om het paard te doen stilstaan. [JG 1b; N 8, 95e en 96; L B 2, 257; L 36, 81e; monogr.]
I-10
|
19708 |
stoel |
stoel:
st‧ōl (Q010p Opgrimbie)
|
stoel [ZND 07 (1924)]
III-2-1
|
21226 |
stoep |
luif:
lø͂ͅu̯f (Q010p Opgrimbie),
- voor een huis
luif (Q010p Opgrimbie),
stenen boord aan de voorkant van een huis
loͅwf (Q010p Opgrimbie)
|
stoep [ZND 07 (1924)], [ZND 12 (1926)] || stoep, trottoir; hoe noemt men in uw woonplaats de stoep of het trottoir langs een straat? [DC 47 (1972)]
III-3-1
|
19857 |
stoep, trottoir |
luif:
lø͂ͅu̯f (Q010p Opgrimbie)
|
stoep [ZND 07 (1924)]
III-2-1
|
18775 |
stof |
stub:
stø̄p (Q010p Opgrimbie)
|
stof [ZND 07 (1924)]
III-2-1
|
19659 |
stofblik |
troffel:
trofəl (Q010p Opgrimbie, ...
Q010p Opgrimbie)
|
stofblik [ZND 01 (1922)], [ZND 21 (1936)]
III-2-1
|
19503 |
stofdoek |
stoblommel:
stoͅploməl (Q010p Opgrimbie)
|
een stuk doek dat gebruikt wordt om meubels af te stoffen [ZND 34 (1940)]
III-2-1
|
20306 |
stok of twijg om een kind te straffen |
geerd:
Een gard, garde is géén stok maar een bosje rijshout ; hier wordt duidelijk naar "stok of twijg om iemand te straffen"verwezen en wordt daar opgenomen.
géért (Q010p Opgrimbie),
wis:
znd 23, 60c;
wusj (Q010p Opgrimbie)
|
gard (stok) [ZND 01 (1922)] || stok of twijg om iemand te straffen [ZND 23 (1937)]
III-2-2
|