e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Opgrimbie

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
vrouwelijke duif zij: ze:j (Opgrimbie), zi̯iə (Opgrimbie), zijtje: ze-j(ke) (Opgrimbie) Duif, vrouwelijk. [ZND 39 (1942)] || Wijfjesduif. [Goossens 1b (1960)], [ZND 01 (1922)] III-3-2
vrouwelijke eend eend: (mv)  ē̜.ŋǝ (Opgrimbie), pul: pøl (Opgrimbie) [L 1a-m; JG 1a, 1b; S 18; A 6, add.] I-12
vrouwelijke gans pul: pøl (Opgrimbie) [A 6, 5b; L 1a-m; JG 1a, 1b; S 9; monogr.] I-12
vrouwelijke geit germ: gerǝm (Opgrimbie) [N 77, 82; N 77, 79; JG 1a, 1b; N 19, L 322 add.; monogr.] I-12
vrouwelijke hond, teef moer: moor (Opgrimbie), mōr (Opgrimbie), m‧ōr (Opgrimbie), teef: tēͅf (Opgrimbie), tiəf (Opgrimbie) teef [Goossens 1b (1960)] || teef: een vrouwelijke hond [GV K (1935)] || vrouwelijke hond [ZND 03 (1923)] III-2-1
vrouwelijke kalkoen schroet: šrū.t (Opgrimbie) [A 6, 3b; L 1, 113; monogr.] I-12
vrouwelijke kat kat: kat (Opgrimbie), moer: mōr (Opgrimbie) moerkat, vrouwelijke kat [Goossens 1b (1960)] || vrouwelijke kat [ZND 27 (1938)] III-2-1
vrouwelijke kip hen: hen (Opgrimbie) De hen is het wijfje van het tamme huishoen. [N 19, 37; Wi 13; Wi 14; Wi 17; NE II, 10; Gwn 5, 14; A 11, 1c; A6, 1b; L 6, 20a; L 22, 22; L 28, 35; L 42, 5; L 33, 20; L 34, 12; L 34, 13; JG 1a, 1b; S 14; L 1a-m; Vld.; monogr.] I-12
vuistslag op de rug dof: dof (Opgrimbie, ... ) Een slag met de vuist op de rug (bij sommige kinderspelen). [ZND 33 (1940)] III-3-2
wafel wafel: wafəl (Opgrimbie) wafel [ZND 08 (1925)] III-2-3