e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Opgrimbie

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
wilg (alg.) wijde: ∂n we:j (Opgrimbie) wilg [ZND 14 (1926)] III-4-3
wilgenkatje katje: kɛtšəs (Opgrimbie) katjes v. sommige bomen [ZND 34 (1940)] III-4-3
willen willen: Mar.;: dit ww. komt niet voor in WBD 1.4; in deze lijst komt het gehele werkwoord ook niet voor! Niet gebruiken?  wel, wels, welt (Opgrimbie) ik wil, gij wil, hij wil ik wou, gij woudt, hij wou wil hij nu? wou hij gisteren? wou hij het maar doen! [ZND 08 (1925)] III-1-4
wimper plimp: plømpə (Opgrimbie) lange wimpers (haartjes aan de oogleden) [ZND 34 (1940)] III-1-1
windzuiger windschepper: wę.ntjšø̜pǝr (Opgrimbie) Paard dat zich bijv. op de rand van een deur of voerbak vastklemt en met een klokkend geluid lucht naar binnen zuigt, die in de plaats van in de longen in de maag terechtkomt. Door te veel lucht in de maag kan het koliek (zie het lemma ''buikkrampen'' (7.4)) krijgen. [JG 1a, 1b; N 8, 62q, 84f en 85; A 48A, 41b en 41c] I-9
winkelkorf korf: ənə kørəf (Opgrimbie) Korf of zak die aan de arm gedragen wordt wanneer men naar de winkel gaat. [ZND 36 (1941)] III-3-1
winnen winnen: wenə (Opgrimbie) III. Winnen; hij won; gewonnen. [ZND 25 (1937)] III-3-2
winterwortelen wortelen: wǫrtǝlǝ (Opgrimbie) Daucus carota L. subsp. sativus (Hoffm.) Arcang. Bedoeld zijn hier de winterwortelen (of winterpenen) die op de akker worden geteeld, zowel als veevoeder, alsook voor de consumptie door mensen, met name voor de hutspot. De fijne variëteit tuinworteltjes komt in de aflevering over de moestuin aan bod. [N Q, 6c; JG 1a, 1b, 2c; A 4, 26c; A 49, 2b; L B2, 342; L 8, 100b; L 15, 29; L 20, 26c; Wi 7; S 45; monogr.] I-5
wisselen van de tanden breken: brē.kǝ (Opgrimbie), wisselen: wesǝlǝ (Opgrimbie) Het breken of wisselen van de veulentanden gebeurt op twee en een half- à drie en een halfjarige leeftijd; het veulen verliest de melktanden en krijgt paardetanden, eerst de twee voorste tanden of binnentanden. Als het omstreeks vier jaar is, breken de twee middentanden en op vier en een half- à vijfjarige leeftijd de twee hoektanden. [JG 1a, 1b; N 8, 19] I-9
wit halsboordje bandje: bɛnšə (Opgrimbie), eine bendche (Opgrimbie) wit halsboordje (fr. faux-col) [ZND 32 (1939)] III-1-3