e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Opgrimbie

Overzicht

Gevonden: 2062
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
flauwvallen van zijn sus gaan: van zenne zus goon (Opgrimbie) een beroerte, een geraaktheid krijgen [ZND 32 (1939)] III-1-2
fluim fluim: fly:m (Opgrimbie), [grenst aan ontrondingsgebied -> fluim; *vlijm, flijm]  flijm (Opgrimbie) fluim [ZND 01 (1922)], [ZND 23 (1937)] III-1-2
fluisteren femelen: Van Dale: femelen, 3. (gew.) fluisteren.  fīmələ (Opgrimbie), fezelen: Van Dale: fiezelen, (gew.) fezelen.  fīzələ (Opgrimbie) fluisteren [ZND 30 (1939)] III-3-1
fluweel, velours velours: flūǝr (Opgrimbie) Weefsel met een bovenkant met rechtopstaande garenuiteinden, ontstaan door een bijzondere afwerking. De binding bestaat uit een grondweefsel, in effen of keper, waartussen draden, die over grotere afstanden los liggen. Door deze door te snijden en op te borstelen ontstaat een pluche-achtig haardek: pool. Door zacht ruwen wordt het ø̄pluizenø̄ bevorderd, waarna de pool op een bepaalde lengte wordt afgeschoren (Bonthond s.v. ø̄fluweelø̄. [N 62, 78; N 62, 75f; 59, 201; MW; L 1a-m; L 23, 57a; S 9; monogr.] II-7
fluwelen broek velours (fr.) broek: ən flūərə brok (Opgrimbie) een fluwelen broek [ZND 23 (1937)] III-1-3
fokmerrie kweekmeer: kwēkmē̜r (Opgrimbie), veulensmeer: vø̄.lǝsmē̜r (Opgrimbie) Een merrie geschikt voor de kweek of die één of meer veulens gehad heeft. Een kweekmeer werkt niet (Q 168), terwijl een veulensmeer ook in de kar loopt (Q 77). In tegenstelling tot een veulensmeer is een kweekmeer gewoonlijk drachtig. Kleinere boeren zorgen ervoor een veulensmeer te hebben, die jaarlijks een veulen werpt, waardoor elk jaar een aanspanner ter beschikking staat. [JG 1a, 1b; N 8, 50b] I-9
fokzeug trekzoog: tręksō.x (Opgrimbie) Zeug die men houdt om biggen te winnen. [JG 1a, 1b; N M, 22 add.; monogr.] I-12
fortuin maken fortuin maken: fertyn mākə (Opgrimbie) Fortuin. [ZND 35 (1941)] III-3-1
franje franjel: frānələ (Opgrimbie), frāŋəl (Opgrimbie) bedsprei met franjes [ZND 23 (1937)] || franje [ZND 01 (1922)] III-1-3
frankrijk frankrijk: vər (h)øͅbən en frankrīk gəzētə (Opgrimbie) Wij hebben in Frankrijk gezeten. [ZND 35 (1941)] III-3-1