e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Opgrimbie

Overzicht

Gevonden: 2062
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
garveband band: bā.nt (Opgrimbie) In dit lemma zijn de opgaven opgenomen voor het algemene woord voor band om de schoof. In de Nijmeegse vragenlijsten is niet naar de band in het algemeen, maar apart naar de onderste band (N 15, 22a) en naar de bovenste band (N 15, 22b) gevraagd; zie de volgende twee lemma''s. Uit de opgaven voor deze twee vragen zijn hier de woorden voor "band" bijeengezet, te zamen met het materiaal uit de andere bronnen. In de volgende lemma''s komen de specifieke benamingen voor de twee banden ter sprake. In bijna alle gevallen in Belgisch Limburg is ook het meervoud van het type band gegeven; het is dan ook toegevoegd in dit lemma. Bij type writsel werd voor Q 196 en 196a toegevoegd: wrong of knoop aan de band van een garve. In kaart 43 zijn de opgaven opgenomen die betrekking hebben op het aantal banden om de rogge (resp. koren-)schoof en om andere schoven. Het materiaal is aangevuld met dat van Goossens 1963, krt. 31. Zie afbeelding 7, a. [JG 1a, 1b, 2c; monogr.; add. uit N 15, 22a; A 23, 16; Lu 2, 34.2] I-4
gast gast: gas (Opgrimbie) gast [ZND 01 (1922)] III-3-1
gat in een kledingstuk gat: gāt (Opgrimbie) een gat in een kous [ZND 23 (1937)] III-1-3
gat, opening gat: gā.t (Opgrimbie), gāt (Opgrimbie), lok: lō.k (Opgrimbie), lōͅk (Opgrimbie) gat [ZND 01 (1922)] III-4-4
gebit gebeet: gǝbī.t (Opgrimbie), tanden: tan (Opgrimbie) Het geheel van alle tanden en kiezen van een paard. [JG 1a, 1b; N 8, 17 en 18b] || hij heeft een goed gebit [ZND 35 (1941)] I-9, III-1-1
gebouw bouw: bou̯ (Opgrimbie, ... ), bouwage: meer abstracte betekenis  bowōͅš (Opgrimbie, ... ), bètiment (fr.): batəmeͅnt (Opgrimbie, ... ), gebouw: gəbou̯ (Opgrimbie, ... ) een nieuw gebouw [ZND 35 (1941)] || gebouw [ZND 12 (1926)] III-2-1
gebrekkig gebrekkelijk: gəbrīə:kələk (Opgrimbie), gəbrīəkələk (Opgrimbie) een gebrekkig mens [ZND 23 (1937)] || gebrekkig [ZND 01 (1922)] III-1-2
gebruik gebruik: gebrük (Opgrimbie), gəbry(3)̄.k (Opgrimbie), gewente: gewende (Opgrimbie) Dat is maar een gewoonte. [ZND 35 (1941)] || Dat is zo het gebruik (de woonte, enz.). [ZND 23 (1937)] || Gebruik. [ZND 01 (1922)] III-3-2
gedienstig gedienstig: gədēnstəch (Opgrimbie) Hij is gedienstig (geneigd om dienst te bewijzen). [ZND 35 (1941)] III-1-4
geduld patience (fr.): ə betšə pəsjɛensə (Opgrimbie) Heb toch wat geduld! [ZND 35 (1941)] III-1-4