e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Opgrimbie

Overzicht

Gevonden: 2062

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
appelbol krollebedol: kroͅləbədoͅl (Opgrimbie) appel in deeg gedraaid en in de oven gebakken [ZND 32 (1939)] III-2-3
appelmoes appelenmoes: appelenmoos (Opgrimbie), appelenprut: apələprøt (Opgrimbie), appelmoes: apəlmōs (Opgrimbie), compte: kómpoͅt (Opgrimbie) appelmoes [ZND 32 (1939)] III-2-3
appeltaartje pistoleetje: pisteleeke (Opgrimbie) een klein appeltaartje, in de vorm van een halve maan [ZND 32 (1939)] III-2-3
aren lezen oogsten: ǫu̯stǝ (Opgrimbie), ǫu̯xstǝ (Opgrimbie) Het oprapen en verzamelen van de achtergebleven aren op het veld. Het was vroeger gewoonte de aren die op het pasgemaaide en geoogste veld achterbleven, te laten liggen, zodat behoeftigen deze konden verzamelen. Het was een vorm van armenzorg. [N 15, 35; JG 1a, 1b, 1c, 2c; L 39, 40; Lu 3, 6; R [s], 31; R 3, 68; monogr.; add. uit A 23, 16.2] I-4
arend van de zeis ang: ãŋ (Opgrimbie) Het blad van de zeis loopt aan de zijde waar het met de steel verbonden is uit in een smal, vaak extra verstevigd, stukje staal, de arend, dat tegen de steel van de zeis aanligt en door middel van de zeisring daaraan wordt vastgemaakt. Aan het uiteinde is de arend voorzien van een nokje dat in een gat in de steel wordt gestoken of geslagen; soms zijn er twee dergelijke nokjes (vergelijk het woordtype dobbelang). Voor de hoek die de arend met het zeisblad maakt, en het belang hiervan voor een goede "voering" van de zeis, zie de algemene toelichting bij deze paragraaf. Zie afbeelding 5, nummer 1. [N 18, 68a; JG 1a, 1b; A 4, 28c; A 14, 1; L 20, 28c; L 45, 1; monogr.] I-3
armband armband: ermband (Opgrimbie), bracelet (fr.): ən brazəlet (Opgrimbie) armband (Fr> bracelet) [ZND 32 (1939)] III-1-3
arme mens arme mens: eine erme minch (Opgrimbie), arme, een ~: erəmə (Opgrimbie) een arme mens [ZND 32 (1939)] III-3-1
armoede armoede: ermood (Opgrimbie), eͅrəmōt (Opgrimbie) armoede [ZND 32 (1939)] III-3-1
armvol armvol: hɛlǝvǝr (Opgrimbie), hɛ̄ləvər (Opgrimbie, ... ) armvol [ZND 01 (1922)], [ZND 01u (1924)] || De hoeveelheid stro of aren die men in de armen kan vasthouden. Zie ook het lemma ''handvol hooi'' (5.1.4) in aflevering I.3. [N 7, 58; L 1, a-m; L 1u, 8; L A1, 88; Wi 51; monogr.] I-4, III-4-4
arresteren aanhouden: de gendermen hĕbben hem aangehawen (Opgrimbie) De politie heeft hem aangehouden. [ZND 33 (1940)] III-3-1