e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Opgrimbie

Overzicht

Gevonden: 2062
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
iemand uitschelden schelden: šelə (Opgrimbie), uitpoetsen: ūtpotsə (Opgrimbie) Op iem. schelden, iem. uitschelden. Geef de gemeenzame uitdrukkingen op en zet tussen twee haakjes welke als "gemeen"of "plat"beschouwd worden. [ZND 34 (1940)] III-1-4
iemands overlijden aanzeggen ter lijke bidden: znd 32, 71;  ter lieke beiën (Opgrimbie), tər līēkə beddə (Opgrimbie) de buren en kennissen op iemands begrafenis uitnodigen [ZND 32 (1939)] III-2-2
ijsbaan keibaan: kejbān (Opgrimbie) Een slierbaan (glijbaan op het ijs). [ZND 06 (1924)] III-3-2
ijspegel ijspiel: īspēl (Opgrimbie) ijskegel [ZND 36 (1941)] III-4-4
ijver ijver: mannelijk  īfər (Opgrimbie) Hij heeft veel ijver. [ZND 36 (1941)] III-1-4
ijzel, bevroren neerslag ijzel: īzəl (Opgrimbie) ijzel [ZND 36 (1941)] III-4-4
ijzelen ijzelen: ī.zələ (Opgrimbie, ... ), ət hēͅt geīzəlt (Opgrimbie, ... ), ⁄t ēͅzəlt (Opgrimbie, ... ) ijzelen [ZND 01 (1922)], [ZND 36 (1941)] III-4-4
ijzeren eg ijzeren [eg]: ī.zǝr [eg] (Opgrimbie) De drie- of vierhoekige eg waarvan zowel het geraamte als de tanden van ijzer waren; zie afb. 55 en 56. Waar zulk een eg als onkruideg en/of als zaadeg diende, is vermeld in de betrokken lemmata verderop. De vorm die de ijzeren eg ter plaatse kon hebben, is hieronder voorgesteld door de tekens ‚àÜ en vierkant. Voor ''eg'' en ''eg'' zie men de toelichting bij het lemma ''eg''.' [JG 1a + 1b add.; N 11, 70 + 71 + 72 add.; N 11A, 161; N J, 10; A 13, 16b; monogr.] I-2
ijzeren gaffel, oogstgaffel gaffel: gafǝl (Opgrimbie) Twee- of drietandige ijzeren vork, met lange, enigszins gebogen tanden en een lange houten steel, gebruikt om hooi of korenschoven op te steken en op de wagen te laden. Zie afbeelding 10, b. Voor het voorkomen van de term riek en van varianten van het type gāfel, zie de toelichting bij het lemma ''houten gaffel''. Voor de fonetische documentatie van het woorddel (hooi) zie het lemma ''hooi''.' [N 18, 27; JG 1a, 1b; A 28, 2; L 1 a-m; L 16, 18a; L B2, 241; Lu 6, 2; S 9; Wi 3; Av 1 III 5a, b; monogr.] I-3
ijzeren haak aan de puthaak puthaak: pø̄thōͅk (Opgrimbie) [ZND 32 (1939)] I-7