22399 |
kien! |
kien:
kīn (Q010p Opgrimbie)
|
Er bestaat een gezelschapsspel, waarbij iedere speler kaarten krijgt met rijen nummers op; ronde blokjes met cijfers op worden uit een zak gehaald, afgeroepen en dan op de kaarten geplaatst. Wat roept de speler die een rijtje cijfers bezet heeft? [ZND 37 (1941)]
III-3-2
|
22398 |
kienen |
kienen:
kīnə (Q010p Opgrimbie)
|
Er bestaat een gezelschapsspel, waarbij iedere speler kaarten krijgt met rijen nummers op; ronde blokjes met cijfers op worden uit een zak gehaald, afgeroepen en dan op de kaarten geplaatst. Hoe heet dit spel? [ZND 37 (1941)]
III-3-2
|
17764 |
kies |
baktand:
baktan (Q010p Opgrimbie),
baktant (Q010p Opgrimbie, ...
Q010p Opgrimbie)
|
baktand [ZND 01 (1922)] || Baktanden (dikke tanden). [ZND 07 (1924)] || een dikke tand; indien er twee verschillende woorden bestaan, de beide woorden opgeven voor: een dikke tand geheel achter in de mond [ZND 29 (1938)]
III-1-1
|
20571 |
kieskauwerig |
delicaat:
verzamelfiche ook mat. van ZND 1(a-m) invuller heeft tekens genoteerd die niet duidelijk zijn; omspelling twijfelachtig
delək‧āt (Q010p Opgrimbie)
|
kieskeurig [ZND 27 (1938)]
III-2-3
|
17919 |
kietelen |
kietelen:
kītələ (Q010p Opgrimbie)
|
kittelen [ZND 01 (1922)]
III-1-2
|
24935 |
kiezel, kiezelsteen |
kiezel:
kī.zəl (Q010p Opgrimbie)
|
kiezel [ZND 01 (1922)]
III-4-4
|
24337 |
kikker |
kwakkerd:
ook in ZND 01u, 121; 14, 001 en 16, 004
kwakərt (Q010p Opgrimbie)
|
kikvors [ZND 01 (1922)]
III-4-2
|
24309 |
kikkervisje |
koelekop:
kūləkop (Q010p Opgrimbie)
|
kikkervisje [ZND 34 (1940)]
III-4-2
|
20308 |
kind (algemene benaming) |
kind:
keensj (Q010p Opgrimbie),
kent (Q010p Opgrimbie),
kindje:
keesjə (Q010p Opgrimbie)
|
kind; mijn lief kind, blijf hier beneden staan, de kwade ganzen bijten u dood [ZND 04 (1924)]
III-2-2
|
20169 |
kinds |
kinds:
kens (Q010p Opgrimbie),
verkinderd:
vərkennərt (Q010p Opgrimbie),
verkindst:
verkindst (Q010p Opgrimbie)
|
kinds [ZND 11 (1925)]
III-2-2
|