33443 |
beschermstenen of -palen |
lomperiken:
lompǝrikǝ (P222p Opheers)
|
Beschermstenen van natuursteen of dikke houten beschermpalen (soms ook wel van ijzer) worden geplaatst schuin tegen zijkanten van poorten en tegen hoeken van muren of tegen brugleuningen om beschadigingen door voertuigen te voorkomen. Bij boerderijen komen ze vooral voor aan schuurpoorten en ingangspoorten (van de gesloten hoeve). Soms dienen de stenen of palen ook als steun voor de muur waartegen ze rusten. Meervoudige opgaven benoemen de beide beschermstenen of -palen aan weerskanten van een opening. Zie ook afbeelding 18.a bij het lemma "poort" (4.1.1). [N 4A, 43a; monogr.; add. uit N 4A, 42f]
I-6
|
20629 |
beschuitpap |
beschuitenpap:
Syst. Frings
bəsky(3)̄(ə)təpap (P222p Opheers)
|
Melk met beschuiten (beschuitepap, luiwijvenpap, romme met bestelle?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
33166 |
besjes aan de aardappelplant |
slingers:
sleŋǝrs (P222p Opheers)
|
De besachtige groene vruchten die zich uit de bloemen van de aardappelplant ontwikkelen. Vroeger, voordat men pootaardappelen selecteerde uit de eigen oogst, werd uit deze vruchtjes van de plant pootzaad gewonnen. Het lemma bevat alleen meervouden. Bij goesbollen wordt door de zegslieden opgegeven dat ...kinderen deze bollen aan een lange twijg (steken) en dan de bollen zo ver mogelijk weggooien of zwiepen; goezen is "zwiepen". Warnant (1949, 175) vermeldt dit spel ook voor Waals Haspengouw. Het regelmatige voorvoegsel aardappel- of patatte- is hier weggelaten; zie het lemma Aardappel. Zie voor de fonetische documentatie van de varianten voor aardappel, ook datzelfde lemma Aardappel. [N 12, 7; L 32, 14; monogr.; add. uit JG 1b]
I-5
|
21471 |
betalen |
betalen:
ps. omgespeld volgens Frings.
bətōͅələ (P222p Opheers)
|
Betalen, over de brug komen [afschieten?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
33843 |
bevend schudden met de huid |
(zich) schudden:
sxødǝ (P222p Opheers)
|
Rillen, beven, huiveren, vooral na zware arbeid, bij koude en uit angst. [N 8, 66 en 68]
I-9
|
33361 |
bewaarplaats van bieten en groenvoer in de stal |
voederij:
[voederij] (P222p Opheers),
voerhoek:
vurhuk (P222p Opheers),
voerhok:
vurhǫk (P222p Opheers)
|
De plaats in de stal waar bieten en groenvoeder worden bewaard voor direct gebruik. De grote voorraad bevindt zich buiten de stal. De in de stal bewaarde hoeveelheid is voldoende voor enkele keren voederen. Sommige woordtypen benoemen niet een specifieke opslagplaats voor bieten en groenvoeder, maar duiden in het algemeen de ruimte aan waarin men dit voeder opslaat. Zie voor de fonetische documentatie van de woorden (voerhuis), (voederij), (voerij) en (voerderij) het lemma "voorstal, voedergang" (2.2.5). [N 5A, 34c]
I-6
|
19613 |
bezem |
bezem:
beͅsəm (P222p Opheers)
|
bezem [RND]
III-2-1
|
19729 |
bezemsteel |
steel:
stīəl (P222p Opheers)
|
bezemsteel [RND]
III-2-1
|
21270 |
bieden |
bieden:
biə (P222p Opheers)
|
bieden [RND]
III-3-1
|
20830 |
bier |
bier:
bīēr (P222p Opheers)
|
bier [RND]
III-2-3
|