e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Opheers

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
op ruiters zetten, ruiteren op ruiters zetten: ǫp [ruiters] ˲zętǝ (Opheers), roten: rø.tǝ (Opheers) Het bijeenzetten van het gedroogde hooi op houten stellages, doorgaans ruiters of bokken genoemd (zie het lemma ''hooiruiter''), zodat het zonder in contact met de bodem te staan, verder kan drogen, voordat het van het veld naar de boerderij wordt gebracht. Het voorwerp van de overgankelijke werkwoorden is steeds: hooi. Wanneer het resultaat van de handeling, i.c. de hooiruiter, in het woordtype voorkomt, wordt steeds door middel van ø...ŋ verwezen naar de woordtypen van het lemma ''hooiruiter''. Om de vergelijking te vergemakkelijken is in dit lemma dezelfde volgorde van woordtypen of afleidingen daarvan aangehouden als in het lemma ''hooiruiter''.' [N 14, 113b; JG 1b add.] I-3
opbrengst van een aardappelstruik struik: strūk (Opheers) Bij het woordtype kooksel wordt opgemerkt: "eigenlijk voldoende om éénmaal van te eten". [N 12, 19] I-5
openbare verkoop uitroep: ps. omgespeld volgens Frings.  ouwtrup (Opheers), verkoop: ps. omgespeld volgens Frings.  vərkøi̯p (Opheers) openbare verkoping van goederen, huisraad vooral [koopdag, uitroep?] [N 21 (1963)] || openbare verkoping van onroerende goederen [N 21 (1963)] III-3-1
openbroek met linten pijpenbroek: päpəbruk (Opheers), snelpisser: snɛlpisər (Opheers) vrouwen (onder)broek (vero) met zijsplitten en voorzien van linten in de pijpband waarmee de kousen worden vastgemaakt [boks] [N 25 (1964)] III-1-3
opgewarmde koffie herwarmde kaffee: Syst. Frings  hɛrwɛrmdə kafə (Opheers) Opgewarmde koffie (schuddebol?) [N 16 (1962)] III-2-3
opgroeiend jong kipje kieken: kīkǝ (Opheers) Bedoeld wordt het kipje dat niet meer bij de klokhen is maar dat nog niet legt. [N 19, 40c] I-12
opmaken opmaken: gɛ.lt upmo:kə (Opheers), opmōͅkə (Opheers) geld opdoen (opmaken) [RND] III-3-1
opmaken van staart en manen opmaken: ǫpmǭkǝ (Opheers), opvlechten: ǫpvlęi̯xtǝ (Opheers) In dit lemma zijn de antwoorden op twee vragen samengebracht: "het opmaken van staart en manen" (N 8, 103a), en "een paardestaart vlechten" (N 8, 103b). De antwoorden op vraag 103a hebben immers vrijwel alleen met het opmaken en vlechten van de staart te maken. [N 8, 103a en 103b] I-9
opper mijt: mē̜t (Opheers) De grootste soort hooihoop in het veld. [N 14, 112 en 111 add.; JG 1a, 1b, 2c; A 10, 20; A 16, 3b; A 42, 20b; L 38, 38b; monogr.] I-3
opperhuid vel: vèl (Opheers) opperhuid [N 10 (1961)] III-1-1