32730 |
ploegzool |
leem:
lę̄m (P222p Opheers),
rijnzand:
rę̄nzant (P222p Opheers)
|
De termen die in dit lemma bijeen zijn gezet, hebben alle betrekking op de grond of de grondlaag onder de bouwvoor. De onder A. vermelde benamingen zijn vooral van toepassing op de korst of harde laag, die bij regelmatig ploegen onder in of juist onder de voor gevormd wordt door de druk en de strijkende werking van het ploeghoofd; van tijd tot tijd moet deze laag met de ondergronder gebroken worden. Onder B. vindt men benamingen voor een harde laag onder de bouwvoor, die het water slecht doorlaat. Deze termen betreffen soms een uitgestrekte laag, in andere gevallen een bank of een laag van beperkte omvang. Vaak ook wijzen ze meer op een grondsoort dan op een laag onder de bouwvoor. De veelheid van termen (zoals die voor bijzondere kleisoorten, klevende en kneedbare aarde, modderige grond e.d.) hangt nauw samen met plaatselijke en regionale verschillen in bodemgesteldheid. Tenslotte wordt onder C. een opsomming gegeven van benamingen voor een bijzondere laag in de ondergrond, een roestbruine ijzerhoudende laag (van een bepaalde grondsoort) die hard of zacht kan zijn. [N 11A, 129g; N 27, 12a + b; N 27, 13a add.; monogr.; div.]
I-1
|
18544 |
pofbroek |
smokkelbroek:
smugəlbruk (P222p Opheers)
|
plusfour, een soort pofbroek [N 23 (1964)]
III-1-3
|
21078 |
poffen |
poffen:
ps. omgespeld volgens Frings.
pufə (P222p Opheers)
|
afbetaling, Op ~, op de pof kopen [poffen?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
20762 |
poffertje |
broertje:
Syst. Frings
brurkə (P222p Opheers)
|
Poffertje [N 16 (1962)]
III-2-3
|
18420 |
pofmouw |
pofmouw:
pufmoͅuw (P222p Opheers)
|
pofmouw van jurk of blouse [N 23 (1964)]
III-1-3
|
19482 |
pollepel |
potleper:
poͅtløͅpər (P222p Opheers),
soepleper:
soͅpløͅpər (P222p Opheers)
|
lepel, metalen ~; inventarisatie benamingen; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)]
III-2-1
|
17657 |
pols |
pols:
pols (P222p Opheers)
|
pols [N 10b (1961)]
III-1-1
|
18292 |
polsmof |
mouwtje:
môkəs (P222p Opheers)
|
polsmof, kort gebreid kledingstuk ter verwarming van pols en hand [sjtoek, polsmof, handmufke, armmufke, molleke, moefke] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18504 |
pompon van een muts |
kwispel:
kwepzəl (P222p Opheers)
|
pluim van een muts [floes] [N 25 (1964)]
III-1-3
|
21536 |
ponder |
pondel:
om kleine gewichten te wegen (tot 25 kg)
pøͅyŋəl (P222p Opheers)
|
Weeginstrument met trekveerwerking. [N 18 (1962)]
III-3-1
|