e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Opheers

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
ploegzool leem: lę̄m (Opheers), rijnzand: rę̄nzant (Opheers) De termen die in dit lemma bijeen zijn gezet, hebben alle betrekking op de grond of de grondlaag onder de bouwvoor. De onder A. vermelde benamingen zijn vooral van toepassing op de korst of harde laag, die bij regelmatig ploegen onder in of juist onder de voor gevormd wordt door de druk en de strijkende werking van het ploeghoofd; van tijd tot tijd moet deze laag met de ondergronder gebroken worden. Onder B. vindt men benamingen voor een harde laag onder de bouwvoor, die het water slecht doorlaat. Deze termen betreffen soms een uitgestrekte laag, in andere gevallen een bank of een laag van beperkte omvang. Vaak ook wijzen ze meer op een grondsoort dan op een laag onder de bouwvoor. De veelheid van termen (zoals die voor bijzondere kleisoorten, klevende en kneedbare aarde, modderige grond e.d.) hangt nauw samen met plaatselijke en regionale verschillen in bodemgesteldheid. Tenslotte wordt onder C. een opsomming gegeven van benamingen voor een bijzondere laag in de ondergrond, een roestbruine ijzerhoudende laag (van een bepaalde grondsoort) die hard of zacht kan zijn. [N 11A, 129g; N 27, 12a + b; N 27, 13a add.; monogr.; div.] I-1
pofbroek smokkelbroek: smugəlbruk (Opheers) plusfour, een soort pofbroek [N 23 (1964)] III-1-3
poffen poffen: ps. omgespeld volgens Frings.  pufə (Opheers) afbetaling, Op ~, op de pof kopen [poffen?] [N 21 (1963)] III-3-1
poffertje broertje: Syst. Frings  brurkə (Opheers) Poffertje [N 16 (1962)] III-2-3
pofmouw pofmouw: pufmoͅuw (Opheers) pofmouw van jurk of blouse [N 23 (1964)] III-1-3
pollepel potleper: poͅtløͅpər (Opheers), soepleper: soͅpløͅpər (Opheers) lepel, metalen ~; inventarisatie benamingen; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)] III-2-1
pols pols: pols (Opheers) pols [N 10b (1961)] III-1-1
polsmof mouwtje: môkəs (Opheers) polsmof, kort gebreid kledingstuk ter verwarming van pols en hand [sjtoek, polsmof, handmufke, armmufke, molleke, moefke] [N 23 (1964)] III-1-3
pompon van een muts kwispel: kwepzəl (Opheers) pluim van een muts [floes] [N 25 (1964)] III-1-3
ponder pondel: om kleine gewichten te wegen (tot 25 kg)  pøͅyŋəl (Opheers) Weeginstrument met trekveerwerking. [N 18 (1962)] III-3-1