e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Opheers

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
tochtig ritsig: retsex (Opheers, ... ), willig: welǝx (Opheers) Geslachtsdrift vertonend, gezegd van de geit. [N 19, 70b; N 77, 95; JG 1b; N C, 4c; S 52, L 378 add.; monogr.] || Geslachtsdrift vertonend, gezegd van de koe. [N 3A, 29; N C, 4a; JG 1a, 1b; Gwn V, 3; monogr.; add. uit N 3A, 21; N 3A, 9b] || Geslachtsdrift vertonend, gezegd van het vrouwelijk schaap. [N 19, 70a; N C, 4b; JG 1a, 1b, 1c, 2c; monogr.] I-11, I-12
toegang tot akker invaart: ęi̯nvǭt (Opheers) [N 11, 8] I-8
toegangsweg naar het erf vaart: vōt (Opheers), vǭt (Opheers) Toegangsweg of oprijlaan naar het boerenerf. [N 5A, 75a; N 5, 110; N P, 2 add.; monogr.] I-8
toilet huisje: hø͂ͅskə (Opheers) wc, toilet [N 05A (1964)] III-2-1
tondel lame: lam (Opheers), zwam: zwam (Opheers) ontvlambaar materiaal in de tondeldoos [N 20 (zj)] III-2-1
tondeldoos vuurketser: vy(3)̄rkɛtsər (Opheers) tondeldoos, koperen huls gevuld met licht ontvlambaar materiaal (tintelton, tinteldoos) [N 20 (zj)] III-2-1
tong tong: toͅuŋ (Opheers) tong [N 10b (1961)] III-1-1
tranende ogen griensogen: gri(ə)nsoͅugə (Opheers) oog: tranende ogen [sijp-, siep-, sijper-, seeper-, soep-, leep-, prutooge] [N 10 (1961)] III-1-1
trappelende bewegingen maken trippelen: tripǝlǝ (Opheers) Het paard tilt de poten hoog genoeg op, maar werpt ze niet vooruit; het blijft ter plaatse trappelen. [N 8, 70b en 71] I-9
trechter op de gierton trechter: trɛ̄.xtǝr (Opheers) In het spongat van de oude houten gierton werd een trechter geplaatst. Langs deze trechter goot men de gier met een emmer de ton in. Bij het vervoer van de gier werd de trechter vaak afgedekt met een oude jutezak. [N 18, 123; N 11A, 53c; JG 1a + 1b; monogr.] I-1