e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Opheers

Overzicht

Gevonden: 2005
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
boerenkool winterkool: Syst. Frings  wɛ̄i̯ntərkø͂ͅi̯l (Opheers) Boerenkool (boeremoes?) [N 16 (1962)] III-2-3
boerenkoolstamppot winterkoolstomp: Syst. Frings  wɛ̄i̯ntərkø͂ͅi̯lstūmp (Opheers) Stamppot van aardappelen en boerenkool [N 16 (1962)] III-2-3
boerenvlaai boerenvlaai: Syst. Frings  būrəvloͅ(ə) (Opheers) Grote boerenvla (vlaam?) [N 16 (1962)] III-2-3
boerenzwaluw, zwaluw zwalver: zwɛləvərs (Opheers) zwaluw (mv.) [RND] III-4-1
boezeroen kiel: kīəl (Opheers) boezeroen, blauwlinnen of katoenen (boeren)overhemd [boezeloen, bazeoren, bazzeroel] [N 23 (1964)] III-1-3
bolhoed: algemeen bolhoed: bolhut (Opheers), bŭ:lhu.wət (Opheers) bolhoed [N 25 (1964)] III-1-3
bolhoed: spotnamen hondskot: hŭ.ndskŭt (Opheers), hondsstal: hontstāl (Opheers) bolhoed: spotbenamingen [ketspeng, tiets, hardhoutere] [N 25 (1964)] III-1-3
bont als apart kledingstuk pels: pejəls (Opheers) bont, zachtharig dierenvel (das, vos, e.d.) als los kledingstuk [poes, pels, mansjel] [N 23 (1964)] III-1-3
bont en blauw slaan zwart en blauw houwen: zwad ən blou gəhout (Opheers) bont en blauw geslagen [RND] III-1-2
bont geruite langwerpige omslagdoek gecarreaude (<fr.) neusdoek: gəkārodə nø͂ͅsduk (Opheers), neusdoek: noe.ysduk (Opheers) omslagdoek, bont geruite langwerpige (stola-achtige) ~ voor meisjes [bonte nuzzik] [N 25 (1964)] III-1-3