e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Opheers

Overzicht

Gevonden: 2005
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
boterham met vet vetsnede: Syst. Frings  vɛtsnɛ̄i̯ (Opheers) Boterham met vet (sjmouer?) [N 16 (1962)] III-2-3
boterham van wit en zwart brood preekheer: Syst. Frings  prɛ̄i̯khēr (Opheers) Boterham van wit en zwart brood (preekheer?) [N 16 (1962)] III-2-3
boterlepel papleper: m.  papløͅpər (Opheers) lepel, houten ~; inventarisatie benamingen (boterspaan); betekenis/uitspraak [N 20 (zj)] III-2-1
boterpot boterkroeg: boͅtərkrūx (Opheers) pot, stenen ~; inventarisatie benamingen voor grote ~~ voor bijv. zuurkool e.d., kleinere ~~ voor boter, eieren e.d. (pijppot, timperpot); betekenis/uitspraak [N 20 (zj)] III-2-1
botervlootje boterpot: boͅtərpoͅt (Opheers) botervlootje [N 20 (zj)] III-2-1
bouwland `: fē̜.ljt (Opheers), akker: akǝr (Opheers), akkerland: akǝrlānt (Opheers), veld: vɛlt (Opheers) Voor de akkerbouw gebruikt land, het geheel van akkers. [N 6, 33a; N 27, 3a; N 5AøIIŋ, 95a, 95b en 95c; N 11, 1a; L 31, 18; L 19, 1a; L 37, 11b; L a1, 113; L 4, 38; JG 1a, 1b; A 3, 38; A 10, 4; A 20, 1b; Wi 7; S 49; RND 4, 7, 8 en 10, r.37; Vld.; monogr.] I-8
bouwvoor bouwgrond: bōgrǫnt (Opheers), labeurgrond: labøę̄rgrǫnt (Opheers) De bouwvoor of teellaag van akker- en tuingrond is de door regelmatig ploegen of spitten en bemesten vruchtbaar gemaakte humusrijke bovenlaag, waarin de gewassen wortel schieten. De dikte van deze laag komt overeen met de diepte van de geploegde of gespitte zaaivoor. Van de opgesomde termen zijn er sommige ook toepasselijk op een bepaalde (goede) grondsoort of op vruchtbare grond in het algemeen. [N 27, 26a + b; N 11A, 129f + 137a; A 47, 4d] I-1
bovendeel van de rug bot: boͅt (Opheers), op de bot drage (Opheers), op de bot zitte (Opheers) rug: bovendeel van de rug [mars, hot] [N 10 (1961)] || rug: op de rug zitten [N 10 (1961)] III-1-1
bovendeur bovenste deel: boǝvǝstǝ dei̯ǝl (Opheers), bovenste halfdeur: byǝvǝstǝ halǝfdø̄i̯ǝr (Opheers) Het bovenste deel van een gehalveerde poortvleugel, dienend om in geopende stand licht en lucht in de stal te laten. Het bovenste deel van een gehalveerde poortvleugel is meestal kleiner dan het onderste en wordt niet zo vaak gebruikt, d.w.z. alleen als men met bijv. een paard door de poort wil. Sommige benamingen wijzen dan ook op het voorkomen ervan bij paardestallen. Zie ook afbeelding 18.d bij het lemma "poort" (4.1.1). [N 4A, 37b en 42c] I-6
bovenlip bovenlip: boavə lip (Opheers) bovenlip [N 10b (1961)] III-1-1