19872 |
afrikaantje |
stinkerd:
-
stinkərt (L371p Ophoven)
|
Afrikaantje (tagetes patula). De bladeren zijn samengesteld en tevens ovaal. De bloemkorfjes staan op zeer verdikte stelen. Het zijn lage plantjes, welke vaak gebruikt worden voor randen en mozaïek-perken. De bloemen zijn donkergeel, meest met bruin gekle [DC 54 (1979)]
III-2-1
|
34245 |
afromen |
aflaten:
āflǭtǝ (L371p Ophoven),
afromen:
āfrø̜u̯mǝ (L371p Ophoven)
|
De room van de melk scheppen. Men kon de room van de melk scheiden door met een houten latje de room tegen te houden, terwijl de ontroomde melk door de tuit van de in schuine stand gehouden roomschotel wegvloeide. Een andere methode was de melk overgieten of aflaten in een andere kruik of emmer, terwijl men de aan de oppervlakte gevormde room tegenhield door blazen. Een modernere manier van scheiden van room en melk gebeurde met de melkmachine of centrifuge. [A 23, 3; Lu 1, 3; JG 1a, 1b, 1d; Vld.; monogr.]
I-11
|
25089 |
afscheuren, afritsen |
afritsen:
aafritsen (L371p Ophoven)
|
afscheuren [rippen, afritsen] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
33485 |
afslaan, van noten |
slaan:
WBD/WLD
slaon (L371p Ophoven)
|
Noten afslaan (boeken, beuken slaan, rammelen, sloesteren). [N 82 (1981)]
I-7
|
33031 |
aftrekken, uitwinnen |
uitwellen:
ū.twɛlǝ (L371p Ophoven)
|
Na het inkappen rolt de maaier met de mathaak de halmen samen en haalt ze naar zich toe. Het is de "tweede fase" van de zichtbehandeling. Zie de algemene toelichting bij deze paragraaf en bij het lemma ''afleggen'' (4.4.3) bij het maaien met de zeis. [N 15, 16g; JG 1a, 1b, 1c, 2c; A 23, 16.2; L 48, 34.2; Lu 2, 34.2; monogr.; add. uit N 15, 16i]
I-4
|
21383 |
aftroggelen |
aftroggelen:
aaftroggelen (L371p Ophoven)
|
listig of met bedrog iets van iemand weten te krijgen [troggelen, aftroggelen, uitschillen, affoefelen, aftruifelen, aftisselen, afstrepen, affutselen, afzetten] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
34002 |
aftuigen |
uitdoen:
ū.t˱dō.n (L371p Ophoven)
|
Het paard van het trektuig ontdoen door de verschillende delen van het paardetuig los te gespen en af te nemen. [JG 1b; N 8, 97b]
I-10
|
24848 |
afvallen van bladeren |
vallen:
vallə (L371p Ophoven)
|
afvallen v. bladeren [ZND 32 (1939)]
III-4-3
|
19429 |
afwasborstel |
borsteltje:
beustelke (L371p Ophoven)
|
Borstel waarmee potten en pannen gereinigd worden (borstel, schrobbertje) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
19529 |
afwasteil, afwasbak |
afwasbak:
āfwasbak (L371p Ophoven)
|
bak waarin men afwast [N 20 (zj)]
III-2-1
|