e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Ophoven

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
geloof geloof: gelouf (Ophoven), hij heet zie gelouwf verloorə (Ophoven), hè heet zie gelouf verloren (Ophoven) Het geloof [gloof, geloeëf, geleuf]. [N 96D (1989)] || Hij heeft zijn geloof verloren. [ZND 23 (1937)] III-3-3
geloven geloven: gluive (Ophoven), gluivə (Ophoven), gløjvə (Ophoven), gløͅjvə (Ophoven) Geloven [ZND m] || Geloven [gleuve, geluuëve, gluive]. [N 96D (1989)] || Geloven. [ZND 01 (1922)], [ZND 35 (1941)] III-3-3
geluid van naderend onweer rommelen: rommelen (Ophoven), rōmmelen (Ophoven) een dof, rollend geluid maken, gezegd van bijv. de donder [rommelen, rederen, meutelen] [N 91 (1982)] || eerste rommelen dat in de verte te horen is wanneer er een onweer op komst is [meutelen] [N 81 (1980)] III-4-4
gelukken lukken: lukken (Ophoven) een voorspoedige afloop hebben, kunnen slagen [lukken, vergaan, bedoen, boteren, gelukken] [N 85 (1981)] III-1-4
geluksvogel; altijd geluk hebben gelukzak: gelukzak (Ophoven), gelêukzak (Ophoven) iemand die altijd geluk heeft [zwijnjak, boffer, bidzalig] [N 85 (1981)] || Iemand die altijd geluk heeft. [ZND 35 (1941)] III-1-4
gemak gemak: ook ZND 23, 076  gemaak (Ophoven) gemak [ZND 01 (1922)] III-1-4
gemakkelijk gemakkelijk: gemekkelik (Ophoven), ook materiaal znd 23, 77  gemēkəlik (Ophoven), gəmēͅkələk (Ophoven) geen moeite of inspanning vereisend, niet moeilijk [licht, handig, gemakkelijk, zacht, lichtelijk, goed, makkelijk, gemak, spelegaans] [N 85 (1981)] || gemakkelijk [ZND 01 (1922)] III-1-4
gemakkelijkste wijze; gemakkelijkst; gemakkelijk maken pas: pas (Ophoven) de manier van handelen die het makkelijkst en aangenaamst is [pas] [N 85 (1981)] III-1-4
gemaskerd persoon vastelavondgek: vastelaovondgek (Ophoven) Een persoon met een masker voor [maskeraad, mom, vastenavondsgek]. [N 88 (1982)] III-3-2
gemeen gemeen: ook materiaal znd 23, 79  gemèin (Ophoven), gəmein (Ophoven), xəmeͅi̯n (Ophoven), slecht: slecht (Ophoven) gemeen (smerig, slecht) [ZND 01 (1922)] || slecht, gezegd van het karakter, de aard [bedekt, laag] [N 85 (1981)] III-1-4