id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
18903 | handeling | gang: gang (Ophoven) | een op zichzelf staande, niet werktuigelijke verrichting, een handeling [gangen, gang, daad] [N 85 (1981)] III-1-4 |
17661 | handen (kindernamen) | handjes: hendjes (Ophoven) | Kinderwoorden voor de handen [N 109 (2001)] III-1-1 |
17660 | handen (spotnamen) | kolenschoppen: Voor grote handen. kolenschopen (Ophoven) | Spotbenamingen voor de handen [N 109 (2001)] III-1-1 |
21519 | handgeld | handgeld: ps. omgespeld volgens Frings. Het -tekentje achter hand en g@ld heb ik letterlijk overgenomen (of bedoelt invuller dit als een "glottishslag": ¿). hand⁄geͅld⁄ig (Ophoven) | eerste geld dat iemand ontvangt voor zijn waren [handsgeld?] [N 21 (1963)] III-3-1 |
18906 | handig | handig: henjùg (Ophoven) | goed met de handen terecht kunnend; gemakkelijk en snel iets met de handen kunnen maaken [handig, mieg, erg, snel] [N 85 (1981)] III-1-4 |
34566 | handkar | stootbak: stoǝt˱bak (Ophoven), stootkar: stuǝtkar (Ophoven) | Tweewielige kar die men met de handen voortduwt of trekt. Deze kar heeft twee bomen en zijplanken. [N 17, 15a; N G, 51; JG 1a + 1b; A 42, 4; monogr.] I-13 |
17662 | handpalm | palm: palm (Ophoven) | Palm van de hand (binnenste van de hand, plat van de hand). [N 109 (2001)] III-1-1 |
18256 | handschoen | haas: (h)ōs (Ophoven), haos - ei paar haosen (Ophoven), hoas (Ophoven), hōͅsə (Ophoven), twie paar hoasə (Ophoven) | een paar handschoenen [ZND 35 (1941)] || handschoen [ZND 35 (1941)] || handschoen - een paar handschoenen [ZND 01u (1924)] || handschoen - handschoenen [ZND m] || handschoenen, met vier vingers en een duim [vingerwante, haase, hejse] [N 23 (1964)] III-1-3 |
33040 | handvat van de zicht | handvat: hantj˲vat (Ophoven), kruk: krøk (Ophoven) | De steel van de zicht bestaat uit één stuk hout. Het bovenste deel ervan is scherp gebogen. Dit deel dient als handvat waarmee men de zicht hanteert. Zie de algemene toelichting bij paragraaf 4.2 en afbeelding 5. Vergelijk de lemma''s over de handvatten aan de steel van de zeis (3.2.4 - 3.2.7) in aflevering I.3. In de volgende plaatsen werd hetzelfde antwoord gegeven als voor "steel" (zie het lemma ''steel van de zicht'', 4.3.2): K 278, L 164, 288a, 296, 314, 320, 327, 330, 378, 381, 381b, 422, 426, 429, 431, P 175, Q 14, 15, 33, 71, 90, 93, 96, 99, 121, 197, 198b, 201, 207.' [N 18, 70b; JG 1a, 1b; A 14, 9; L 45, 9; monogr.] I-4 |
33157 | handvat van het strosnijmes | kruk: krøk (Ophoven) | Het houten gedeelte van het strosnijmes. Vergelijk ook het de lemma''s ''steel van de zeis'' (3.2.3) in aflevering I.3 en ''steel van de zicht'' (4.3.2)in deze aflevering). Zie afbeelding 18, c. [N 18, 103b] I-4 |