e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Ophoven

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
hazelaar hazelstruik: hāzəlstrūk (Ophoven), hazenotenstruik: haassənootəstroek (Ophoven) hazelstruik [ZND 26 (1937)] III-4-3
hazelnoot hazelnoot: hâzəlnôt (Ophoven), hazenoot: haassenoot (Ophoven) hazelnoot [ZND 26 (1937)] III-4-3
hazenleger leger: WBD/WLD  leger (Ophoven) Hoe noemt u de vaste ligplaats van een haas (leger, lechter, pot) [N 83 (1981)] III-4-2
hecht van een mes steel: stēl (Ophoven) handvat van een mes (hecht, heft) [N 20 (zj)] III-2-1
heen en weer (bewegen) zwalpen: zwalpen (Ophoven) sterk heen en weer bewegen, gezegd van bijv. water in een glas [zwalpen] [N 91 (1982)] III-4-4
heen en weer draaien drentelen: drentelen (Ophoven), dribbelen: drubbelen (Ophoven) Heen en weer draaien (drentelen, drimmelen, drispelen, draaien) [N 108 (2001)] || Heen en weer draaien (drispelen). [N 84 (1981)] III-1-2
heen en weer schuiven wemelen: wemelen (Ophoven, ... ) Heen en weer schuiven (wiebelen, wiemelen, sjroevelen, winaauwen) [N 108 (2001)] || Heen en weer schuiven (winaauwen, wiemelen). [N 84 (1981)] III-1-2
heer heer: hi.ər (Ophoven) heer [RND] III-3-1
heerszuchtig heerszuchtig: heerszuchtig (Ophoven) een sterke neiging tot heersen of overheersen hebbend [heerzaam, heerzuchtig] [N 85 (1981)] III-1-4
hees, schor hees: hēͅis (Ophoven) hij is hees (zijn stem is weg) [ZND 26 (1937)] III-1-2