e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Ophoven

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
hielstuk van een schoen contre-vers: kontərvēͅs (Ophoven) hielstuk [konterfort[ [N 24 (1964)] III-1-3
hiernamaals hiernamaals: hiernoamaols (Ophoven) Het hiernamaals, het namaals, het leven na dit leven. [N 96D (1989)] III-3-3
hij aardt naar zijn vader hij aardt naar zijn vader: hè aartjt noa ze vader (Ophoven), hij trekt juist op zijn vader: hè trèktj djeust op ze vader (Ophoven) naar zijn vader aarden; hij aardt naar zijn vader [ZND 19 (1936)] III-2-2
hijgen hijgen: hiegen (Ophoven), jagen: jā.gǝ (Ophoven) [JG 1a, 1b]Hijgen: zwaar, hoorbaar ademen (hijgen, snakken). [N 84 (1981)] I-11, III-1-2
hik hik: hik (Ophoven) Hik (hikkepik, nikkop, nik). [N 109 (2001)] III-1-2
hinkelen hinken: /  hinke (Ophoven), hinken (Ophoven) / [SND (2006)] || ? [SND (2006)] III-3-2
hinken hinken: henken (Ophoven) Hinken: op één been voortspringen (hinken, hinkelen, hompen). [N 84 (1981)] III-1-2
hinniken hummeren: hømǝrǝ (Ophoven) Het hoge keelgeluid dat een paard maakt. De klanknabootsende werkwoorden hummeren, himmeren en hommeren vertonen dezelfde klankwisseling als ruchelen, richelen en rochelen. [JG 1b, 2c; L B2, 291; L 22, 21; N 8, 47 en 65; S 5; Wi 57] I-9
hobbelpaard schommelpaard: /  schommelpaerd (Ophoven) schommelpaard [SND (2006)] III-3-2
hoed hoed: hood (Ophoven) Deze hoed heeft een gele kleur [DC 42B (1967)] III-1-3