34399 |
jong mannelijk schaap tot ongeveer een half jaar |
bokje:
bǫkskǝ (L371p Ophoven)
|
[N 77, 4]
I-12
|
24338 |
jong van een dier |
jong:
WBD/WLD
jonk (L371p Ophoven)
|
Hoe noemt u het jong van een dier (jonk, jonkie, welp, wulp, kakerd, kakernest) [N 83 (1981)]
III-4-2
|
34025 |
jong van een rund |
jong:
joŋk (L371p Ophoven)
|
[N 3A, 4]
I-11
|
34314 |
jong varken |
bag:
bak (L371p Ophoven),
bagje:
bɛkskǝ (L371p Ophoven)
|
Jong varken in het algemeen. [N 19, 3; N C, add.; L 1a-m; L 3, 2b; L 37, 49a; NE I.12; NE 2.I.9; JG 1a, 1b, 2c; AGV KI; S 3; RND 46 en 84; Vld.; Wi 51; Gwn 5, 12; monogr.]
I-12
|
34398 |
jong vrouwelijk schaap tot ongeveer een half jaar |
germpje:
germkǝ (L371p Ophoven)
|
[N 77, 5]
I-12
|
24304 |
jonge brasem |
bliek:
WBD/WLD
bleek (L371p Ophoven)
|
De jonge brasem is zilverglanzend (bleek, bliek) [N 83 (1981)]
III-4-2
|
34448 |
jonge geit |
geitje:
gē̜i̯tjǝ (L371p Ophoven)
|
[N 19, 71a; N 77, 75; A 9, 21; JG 1a; monogr.]
I-12
|
34481 |
jonge kip |
pul:
pøl (L371p Ophoven),
pø̜l (L371p Ophoven)
|
Bedoeld wordt de jonge kip die bijna aan de leg is of net legt. [N 19, 40d; R 14, 23b; R 3, 39; A6, 1b; JG 1a, 1b; L 1a-m; Gwn; Vld.; S 27, add.; monogr.]
I-12
|
23569 |
jonge koorzanger |
zangertje:
zengerke (L371p Ophoven)
|
Een jeugdige koorzanger, zangertje, koraaltje. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
20365 |
jongen met wie een meisje verkering heeft |
liefste:
leefste (L371p Ophoven),
vrijer:
vrijer (L371p Ophoven)
|
de jongen met wie men verkering heeft [caprice, flip, vrijer] [N 115 (2003)], [N 87 (1981)]
III-2-2
|