e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Ophoven

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
klaverzuring klee: WLD  klee͂ (Ophoven) Witte klaverzuring (oxalis acetosella 5 tot 10 cm groot. De plant heeft een dunne, geschubde wortelstok; de bladeren zijn wortelstandig, 3-tallig. De blaadjes zijn omgekeerd kantvormig; de bloemen groeien afzonderlijk op lange stelen en zijn wit of iets [N 92 (1982)] III-4-3
kledij, kleren kleren: kleͅ`ər (Ophoven), t dinge, ploete, lijnwaad, kluft]: kleͅ`ər (Ophoven) kleding, kledij (verzamelnaam) [kleerazie, klejaasj] [N 23 (1964)] || kleren, kledingstukken [kleer [N 23 (1964)] III-1-3
kleefkruid klet: WLD  klet (Ophoven) Kleefkruid (galium aparine 30 tot 120 cm groot. De stengels zijn lang, liggend of klimmend en zijn ruw door naar onder gerichte stekeltjes. De bladeren staan in kransen van 6 tot 8 lijn- tot lancetvormige, stekelpuntige bladeren. De bladrand is ruw-gest [N 92 (1982)] III-4-3
kleerborstel borstel: eine beustel (Ophoven), kleerborstel: einə kleiərbeustel (Ophoven), kleiërbeustel (Ophoven) een borstel (om kleren te borstelen) [ZND 22 (1936)] III-1-3
kleerhanger kapstok: kapstok (Ophoven) Een gebogen hout met een haak om kleren op te hangen (kleerhanger, kapstok) [N 79 (1979)] III-2-1
kleerkast klederkast: kleͅi̯ərkast (Ophoven) kleerkast [ZND 34 (1940)] III-2-1
kleerkist, kleerkoffer kist: keͅst (Ophoven), kis (Ophoven), kist (Ophoven) Een houten koffer om (kleeren in te bewaren). [ZND 28 (1938)] III-2-1
kleermaker schreuder: š̄røǝr (Ophoven) Algemene benaming voor persoon die kleren maakt. [N 59, 197a; L 1a-m; L 28, 2; S 18; monogr.] II-7
klein hoefblad klein vraag: WLD  kleín vraog (Ophoven) Klein hoefblad (Tussilago farfara L.) [N 92 (1982)] III-4-3
klein paard pony: `pōnē (Ophoven), pony (Ophoven), pōni (Ophoven), pǫni (Ophoven) Bedoeld is een paard dat lichter is dan een gewoon boerenpaard en dat men in de koets kan spannen. Een pony is lichter dan een bidet, die op zijn beurt niet zo zwaar als een ardenner is (P 49). Een dubbele pony is zwaarder dan een (enkele) pony of bidet (L 424). Een bidet, iets groter dan een pony, dient veelal als loop- en koetspaard (P 192, Q 168, 242). Een hit - waarbij eveneens een onderscheid tussen enkele en dubbele hit wordt gemaakt - kan vergeleken worden met een pony of bidet. Een ardenner is kort, dik en gedrongen (P 46), groter dan een pony maar kleiner dan een gewoon paard. Uit de antwoorden blijkt een sterke wisseling van de accentuering in pony en bidet. Pony met initiaal accent is aan het Nederlands, met finaal acent aan het Franse poney ontleend. De beginaccentuering in bidet gaat op een autonome ontwikkeling in de dialecten terug. Buiten de genoemde termen komen er nog een vrij groot aantal andere voor. Zie afbeelding 1. [JG la, lb, lc, 2c; N 8, 62a, 62b, 62c en 62d; A 4, 3; L 20, 108], [JG la, lb, lc, 2c; N 8, 62a, 62b, 62c en 62d; A 4, 3; L 20, 20], [JG la, lb, lc, 2c; N 8, 62a, 62b, 62c en 62d; A 4, 3; L 20, 46], [JG la, lb, lc, 2c; N 8, 62a, 62b, 62c en 62d; A 4, 3; L 20, 6] I-9