19487 |
beddenbak, ressortbak |
ledikant:
lēdikant (L371p Ophoven)
|
Houten gedeelte van een bed (Nederl. ledikant; Fr. bois du lit) [ZND 02 (1923)]
III-2-1
|
19392 |
beddenhemel |
hemel:
hemel (L371p Ophoven)
|
Houten overkapping met een gordijn boven een ledikant (troon, hemel) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
19754 |
beddenlaken |
beddenlaken:
beͅdəlākə (L371p Ophoven),
laken:
lākə (L371p Ophoven)
|
Een laken (op een bed) [ZND 34 (1940)]
III-2-1
|
21551 |
bedekt een onaangenaamheid zeggen |
steken:
steken (L371p Ophoven)
|
iemand bedekt een onaangenaamheid zeggen steken onder water geven [giepen] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
21454 |
bedelaar |
bedelaar:
bèdeleèr (L371p Ophoven),
er waren drie mensen die de bedelaar gezien hadden (L371p Ophoven)
|
de arme persoon die rondgaat of ergens zit om aalmoezen te vragen [schooier, bedelaar, klopper, rondloper, stuper, skurriekrijger] [N 89 (1982)] || Er waren drie mensen die de bedelaar hadden gezien [ZND 46 (1946)]
III-3-1
|
21894 |
bedelaarsvrouw |
schooierin:
schoujerin (L371p Ophoven)
|
een schooiersvrouw [trut] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
21546 |
bedelen |
bedelen:
bèdelen (L371p Ophoven)
|
aalmoezen vragen voor zijn levensonderhoud [schooien, bedelen, bidden] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
24085 |
bedelmonnik |
bedelbroeder:
bèdelbroder (L371p Ophoven)
|
Een bedelmonnik [sopbroêder]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
24087 |
bedelpater |
bedelpater:
bèdelpater (L371p Ophoven)
|
Een pater van een van de bedelorden. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
23197 |
bedevaart |
bedevaart:
ein beevərt (L371p Ophoven),
grieksche ei en stomme e
ein bŋvərt (L371p Ophoven),
bedeweg:
beeweg (L371p Ophoven)
|
Een bedevaart, pelgrimstocht, pelgrimage [beevaart, bèèvert, bidvaart, beeweg, beevaart, begankenis]. [N 96C (1989)] || Een bedevaart. [ZND 21 (1936)]
III-3-3
|