34079 |
melkgebit van kalveren |
kalvertanden:
kǭvǝrtɛnj (L371p Ophoven)
|
[N 3A, 108a]
I-11
|
19514 |
melkkannetje |
melkkannetje:
meͅlkɛnkə (L371p Ophoven)
|
melkkannetje waaruit men aan tafel melk schenkt [N 20 (zj)]
III-2-1
|
34568 |
melkkar |
melkkar:
męlǝkkęr (L371p Ophoven)
|
Kar om melkbussen van meerdere boeren van en naar de fabriek te brengen. Het was meestal een lange kar met een groot bodemoppervlak en lage zij-, voor- en achterplanken. [N 17, 15; N G 51; monogr.]
I-13
|
34129 |
melkkoe |
melkkoe:
mɛlkkuu̯ (L371p Ophoven)
|
Koe die geschikt is voor melkproductie. [N 3A, 148]
I-11
|
34098 |
melkspiegel |
melkspiegel:
mɛlkspēgǝl (L371p Ophoven)
|
Plaats achter de uier waar de haren in de verkeerde richting liggen. [N 3A, 118d]
I-11
|
17624 |
melktanden |
melktanden:
melktenj (L371p Ophoven)
|
Melktanden (zuigtanden, memmentanden, bijtertjes) [N 109 (2001)]
III-1-1
|
33554 |
meloen |
meloen:
WBD/WLD
meloen (L371p Ophoven)
|
Een meloen, de komkommerachtige oranjekleurige of groene, sappige, smakelijke vrucht (meloen, kanteloep). [N 82 (1981)]
I-7
|
19137 |
menen |
menen:
meinen (L371p Ophoven)
|
van mening zijn [peinzen, menen] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
33072 |
menneke, binnenste deel van het hok |
kast:
køs (L371p Ophoven)
|
Het groepje van boven aaneengebonden schoven die in het midden van een hok staan. Kruis heeft wel betrekking op de werkwijze de middelste vier schoven, waar de andere schoven omheen staan, in een kruisvorm te zetten. Deze vier schoven worden niet overal aan elkaar gebonden. Zie afbeelding 7. [N 15, 32a; JG 1d, 2d; Goossens 1963, krt. 37; monogr.]
I-4
|