e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Ophoven

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
melkgebit van kalveren kalvertanden: kǭvǝrtɛnj (Ophoven) [N 3A, 108a] I-11
melkgift van de zeug zok: zōk (Ophoven) [N 19, 20] I-12
melkkannetje melkkannetje: meͅlkɛnkə (Ophoven) melkkannetje waaruit men aan tafel melk schenkt [N 20 (zj)] III-2-1
melkkar melkkar: męlǝkkęr (Ophoven) Kar om melkbussen van meerdere boeren van en naar de fabriek te brengen. Het was meestal een lange kar met een groot bodemoppervlak en lage zij-, voor- en achterplanken. [N 17, 15; N G 51; monogr.] I-13
melkkoe melkkoe: mɛlkkuu̯ (Ophoven) Koe die geschikt is voor melkproductie. [N 3A, 148] I-11
melkspiegel melkspiegel: mɛlkspēgǝl (Ophoven) Plaats achter de uier waar de haren in de verkeerde richting liggen. [N 3A, 118d] I-11
melktanden melktanden: melktenj (Ophoven) Melktanden (zuigtanden, memmentanden, bijtertjes) [N 109 (2001)] III-1-1
meloen meloen: WBD/WLD  meloen (Ophoven) Een meloen, de komkommerachtige oranjekleurige of groene, sappige, smakelijke vrucht (meloen, kanteloep). [N 82 (1981)] I-7
menen menen: meinen (Ophoven) van mening zijn [peinzen, menen] [N 85 (1981)] III-3-1
menneke, binnenste deel van het hok kast: køs (Ophoven) Het groepje van boven aaneengebonden schoven die in het midden van een hok staan. Kruis heeft wel betrekking op de werkwijze de middelste vier schoven, waar de andere schoven omheen staan, in een kruisvorm te zetten. Deze vier schoven worden niet overal aan elkaar gebonden. Zie afbeelding 7. [N 15, 32a; JG 1d, 2d; Goossens 1963, krt. 37; monogr.] I-4