20513 |
metworst |
saucijs:
saucisse (L371p Ophoven)
|
metworst; Hoe noemt U: Worst met gehakt (varkens)vlees (metworst, snijworst, saucisse) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
32088 |
meubelmaker |
meubelmaker:
mø̄bǝlmȳkǝr (L371p Ophoven)
|
Ambachtsman die meubels vervaardigt. [N 55, 166a; L 34, 19b; monogr.]
II-12
|
21585 |
mevrouw |
madam (<fr.):
mēdam (L371p Ophoven),
Pierre gêf Medam ins ein schoon hendje (L371p Ophoven)
|
hoe spreekt u een getrouwde vrouw aan? [mevrouw, madam] [N 87 (1981)] || Piet (Arie), geef madame nu eens een schoon handje [ZND 44 (1946)]
III-3-1
|
20123 |
miauwen |
miauwen:
mi’áu.ə (L371p Ophoven),
WBD/WLD
miauwen (L371p Ophoven)
|
Hoe noemt u het gewone stemgeluid van een kat (mauwen, kajauwen, jauwen, lollen, miauwen, janken, rallen) [N 83 (1981)] || miauwen [Goossens 1b (1960)]
III-2-1
|
24901 |
middag (s middags) |
middag:
middəg (L371p Ophoven),
s namiddags:
⁄s nammədəs (L371p Ophoven)
|
in de namiddag [ZND 34 (1940)] || middag [RND]
III-4-4
|
17838 |
middagdutje |
ungerenslaap:
unjereslaop (L371p Ophoven)
|
Slaapje na het middagmaal; middagdutje (noenslaap, middagslaap, dutje, loertje, dutten). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
17839 |
middagdutje doen |
ungerenslaap doen:
ein unjereslaop doon (L371p Ophoven)
|
middagdutje doen (dutten). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
17668 |
middelvinger |
middenvinger:
middenvinger (L371p Ophoven),
middevinger (L371p Ophoven)
|
Middelvinger: de middelste, langste vinger (middelvinger, langelierboom, langeman). [N 84 (1981)] || Middelvinger: de middelste, langste vinger (middelvinger, middelste vinger, langeman, lang(st)e vinger). [N 106 (2001)]
III-1-1
|
33785 |
middendeel van het paard |
romp:
ro.mp (L371p Ophoven)
|
De middel- of middenhand van het paard, in tegenstelling met ''voorste deel van het paard tot achter de voorbenen'' (3.1.3) en ''achterhand van het paard'' (3.3.14). [JG 1a, 1b; N 8, 12]
I-9
|
31586 |
middennaafbanden |
naafbanden:
nāf˱bɛnj (L371p Ophoven)
|
De ijzeren banden om het brede gedeelte van de naaf, aan weerszijden van de spaken. Zie ook afb. 214 en de lemmata ɛmuilbandɛ en ɛachternaafbandɛ.' [N G, 43e; N 17, 60; JG 1a; JG 1b; L 39, 22 add.; monogr.; div.]
II-11
|