e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Ophoven

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
negenoog negenoog: negenaug (Ophoven), neugenoug (Ophoven) Bloedzweer: pijnlijke, rode, meestal in de nek of oksel optredende huidontsteking (kwader, negenoog). [N 84 (1981)] || negenoog (bloedzweer, fr. juroncle) [ZND 05 (1924)] III-1-2
neger neger: neger (Ophoven) neger [ZND 44 (1946)] III-3-1
nek nak: nak (Ophoven), nek: nak (Ophoven) Nek: achterste deel van de hals [N 106 (2001)] || Zie afbeelding 2.12. [JG 1a, 1b] I-9, III-1-1
nemen, pakken nemen: nømə (Ophoven) nemen [ZND 25 (1937)] III-1-2
neomist pas gewijde priester: pas gewied preester (Ophoven) Een pas gewijde priester, Neomist. [N 96D (1989)] III-3-3
nerf van een blad nerf: WBD/WLD  nerf (Ophoven) De aders van een blad die als ribben zichtbaar zijn en uitgaan van de steel (nerf, rib). [N 82 (1981)] III-4-3
nest, hoeveelheid jongen nest: WBD/WLD  nést (Ophoven) Hoe noemt u de hoeveelheid jongen die een dier in één keer heeft (nest) [N 83 (1981)] III-4-2
nestelen bouwen: bouwen (Ophoven) een nestje maken, gezegd van vogels (timmeren, vuren, bouwen) [N 83 (1981)] III-4-1
nestverlater uitvliegen: oetgevlogen (Ophoven) in staat zijn om uit het nest te vliegen, gezegd van jonge volgels (vlug, stug, uitgevlogen, uitladen) [N 83 (1981)] III-4-1
neus (spotnamen) gevel: gevel (Ophoven), snuit: snoet (Ophoven) neus, Een lange ~ (fokker, domphoren, vonk, koker, kuit, gevel). [N 106 (2001)] || Spotbenamingen voor de neus [N 109 (2001)] III-1-1