34478 |
nog in het ei zittend kipje |
kak:
kęk (L371p Ophoven)
|
[N 19, 40a]
I-12
|
30213 |
nok |
vorst:
vēs (L371p Ophoven)
|
De bovenste liggende balk in het dakgebint waartegen de kepers rusten. De nokgording heeft doorgaans een doorsnede van 9,5 x 9,5 cm. Onder nok of vorst verstaat men ook dikwijls het hoogst gelegen gedeelte van een dak, de dakbedekking inbegrepen. Zie ook het lemma 'ruiter' en afb. 49j en 85. [S 41; N 32, 43d; N 54, 161; L 8, 66a; L 12, 9; L B1, 169; monogr.; div.; Vld.]
II-9
|
19455 |
noodbed, kermisbed |
paljas:
paljas (L371p Ophoven)
|
Bed dat in tijd van nood op de grond wordt opgemaakt (kermisbed, paljas, paljas parterre) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
24007 |
nooddoop |
nooddoop:
noôddoup (L371p Ophoven)
|
Een nooddoop, gadoop, geedoop [jieëdoof]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
23458 |
noodklok |
noodklok:
noeedklok (L371p Ophoven)
|
De noodklok, brandklok, alarmklok. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
21651 |
notariskosten |
schrijfgeld:
ps. omgespeld volgens Frings. Het -tekentje achter ...g@ld heb ik letterlijk overgenomen (of bedoelt invuller dit als een "glottishslag": ¿).
šrifgeͅld⁄ (L371p Ophoven)
|
gelden die bestemd zijn voor de notaris i.v.m. een openbare verkoping van onroerende goederen [ongelden, den bamis, onraad, herengeld?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
21122 |
noten afslaan |
slaan:
WBD/WLD
slaon (L371p Ophoven)
|
Noten afslaan (boeken, beuken slaan, rammelen, sloesteren). [N 82 (1981)]
III-2-3
|
33501 |
notendop |
schulp:
WBD/WLD
schulp (L371p Ophoven)
|
De harde huid van een noot (bast, bolster, sloester, schaal, hulster, boost, bluster, boets, schulp, schelp, snoester). [N 82 (1981)]
I-7
|
21706 |
notulen |
notulen:
notullen (L371p Ophoven)
|
het korte schriftelijke verslag van hetgeen behandeld is in een vergadering [notulen, nouten] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
23670 |
noveen |
noveen (<lat.):
noveen (L371p Ophoven)
|
Een negendaagse godsvruchtoefening, novene, noveen. [N 96B (1989)]
III-3-3
|