e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Ophoven

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
paaslammetje n paaslammetje].: paoslemmeke (Ophoven) Iemand die pas op het laatste moment (d.w.z. op Beloken Pasen) zijn paasplicht vervult [ne mölder, mulder [N 96D (1989)] III-3-3
paaszaterdag paaszaterdag: paoszaterdig (Ophoven) Goede Zaterdag, Paaszaterdag [Kaarzamstiech]. [N 96C (1989)] III-3-3
pacht, vruchtgebruik pacht: paxt (Ophoven), tocht: tǫxt (Ophoven) Onder pacht worden drie samenhangende betekenissen verstaan: 1. hetgeen de pachter betaalt: "de pacht betalen"; 2. het vruchtgebruik van de grond: "grond in pacht hebben"; 3. het contract: "de boer heeft nog twee jaar pacht". Tocht hangt, evenals de nevenvorm tucht, oorspronkelijk samen met trekken in de betekenis "telen"; leeftocht is dan "tocht ("vruchtgebruik, pachtcontract") voor het leven". Aan tuis, vergelijk Mnl. tuuscen "dobbelen; bedriegen; ruilen", correspondeert Du. tauschen. Belading en belader corresponderen met belasting. Het feest van Sint Remeis of Sint Remigius, wiens naamdag naar de Romeinse kalender op 1 oktober valt, wordt wel de "huurdag der boerenknechten en meiden" genoemd (naar Jongeneel, 54). Bij boermeste: pachtvergoeding in natura; in plaats van een pachtsom te betalen, mocht de boer het onderhavige land voor één jaar gebruiken, mits hij voor eigen rekening het land een goede organische bemesting gaf. [L 14, 6; L 32, 101; Wi 18; monogr.] I-6
pacht? pacht: ps. omgespeld volgens Frings.  pāxt (Ophoven) pacht, het bedrag dat men jaarlijks betaalt, b.v. voor een bank in de kerk [de paacht?] [N 21 (1963)] III-3-1
pachten pachten: ps. omgespeld volgens Frings.  paxtə (Ophoven) pachten [werkwoord] [paachte?] [N 21 (1963)] III-3-1
paddestoel (alg.) champignon: eetbare --; gecombineerd met ZND 5 040  stampiljong (Ophoven), WLD nr. h. Frans  champignons (Ophoven), paddenkaas: eetbare --; gecombineerd met ZND 5 040  peddekiejes (Ophoven), paddestoel: pɛ̝dəstô.l (Ophoven) paddestoel [RND], [ZND 15 (1930)] || Paddestoel met hoed in het algemeen (kamperoen). [N 92 (1982)] III-4-3
pafferig dik, opgeblazen van lijf dik: dik (Ophoven), pafferig (dik): pafferig (Ophoven), vet: vét (Ophoven) Dik, pafferig (papperig, vet, maf). [N 109 (2001)] || Opgeblazen van lijf (pafferig, pappetig, poesterig, opgezwollen). [N 109 (2001)] III-1-1
paillette paillette (fr.): pailetten (Ophoven) Pailletten. Een plaatje of reepje gouden of zilveren folie, tot versiering van kledingstukken [pailetten, gitten] [N 114 (2002)] III-1-3
pak slaag pak slaag: ei pak sleeg (Ophoven), roffel: roffel (Ophoven) een pak slaag [ZND 06 (1924)] || Pak slaag (tek, travans, streep, smeer, batter, roefel, kiffel, pek). [N 84 (1981)] III-1-2
pak, kostuum kostuum: kəstøm (Ophoven) kostuum of pak voor mannen en jongens [pak, montoer, monteering, antsoch, kloeft] [N 23 (1964)] III-1-3