17885 |
ruk |
snok:
snok (L371p Ophoven, ...
L371p Ophoven)
|
Ruk: snelle korte beweging waardoor iets of iemand met een schok van zijn plaats wordt getrokken (ruk, snuk, snoek). [N 84 (1981)] || Ruk: snelle, korte beweging waardoor iets of iemand met een schok van zijn plaats wordt getrokken (ruk, snok, roets) [N 108 (2001)]
III-1-2
|
25148 |
rukwind |
ruk:
ruk (L371p Ophoven),
rukwind:
rukwindjt (L371p Ophoven)
|
rukwind, plotselinge, felle wind [trekwind, snuk wind, strobatie] [N 81 (1980)] || windstoot, ruk of stoot van de wind [hort, buis] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
24349 |
runderhorzellarve |
angel:
aŋələ (L371p Ophoven)
|
worm vdit laatste insect [Goossens 1b (1960)]
III-4-2
|
34022 |
rundvee |
beesten:
biǝstǝ (L371p Ophoven),
vee:
vīǝ (L371p Ophoven)
|
Als vee gehouden runderen. Rundvee in het algemeen. Zie afbeelding 1. [N 3A, 1; JG 1a, 1b; monogr.]
I-11
|
24371 |
rups |
rups:
rops (L371p Ophoven, ...
L371p Ophoven)
|
rups [ZND 06 (1924)] || rups rups [DC 46 (1971)]
III-4-2
|
23860 |
rustaltaar |
processiealtaar:
precessiealtaor (L371p Ophoven)
|
Een met bloemen versierd altaar dat langs de processieroute geplaatst is, rustaltaar [mei-altaar, heiligenhuisken, hilliejehuus-je]. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
17832 |
rusten |
schoften:
schoften (L371p Ophoven)
|
Rusten: rust houden na arbeid of vermoeienis (schoven, schoften). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
21708 |
rusthuis |
gesticht:
gesticht (L371p Ophoven)
|
een instelling waar oude mensen kunnen wonen en/of verzorgd worden [oude-mannenhuis, pekenshuis] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
21292 |
ruzie |
ruzie:
ruzie (L371p Ophoven)
|
een luidruchtige woordenstrijd, onenigheid die door praten of schreeuwen tot uitdrukking komt [ruzie, ravelleke, poepelderij, kadij, twist, ruzing, kerwel, actie, piekenpoek] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
21291 |
ruzie maken |
ruzie maken:
ruzie maken (L371p Ophoven)
|
ruzie maken [kakelen, puken] [N 85 (1981)]
III-3-1
|