e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Ophoven

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
schaften schaften: schaften (Ophoven), schoften: schoften (Ophoven) het werk onderbreken om te rusten [schaften, schaffen, poren] [N 85 (1981)] || Rusten: rust houden na arbeid of vermoeienis (schoven, schoften). [N 84 (1981)] III-3-1
schafttijd eten: no.əd ɛ.tə (Ophoven) schafttijd [RND] III-3-1
schande schande: schanj (Ophoven), ⁄t is ein schanj (Ophoven) Schande [scha.nd]. [N 96D (1989)] || t Is een schande. [ZND 06 (1924)] III-3-3
schapenboer schaapsboer: šǭbzbō.r (Ophoven) Landbouwer wiens voornaamste bedrijfstak de schapenkweek is. [JG 1a, 1b] I-12
schapenscheerder scheerder: sxē̜i̯rdǝr (Ophoven) Persoon die beroepsmatig schapen scheert. Volgens de informant van L 265 (Meijel) kan de schapenscheerder ook de schapenboer zelf zijn. [N 77, 47] I-12
scharrelen dabben: dabǝ (Ophoven), scharrelen: šarǝlǝ (Ophoven), scharren: šarǝ (Ophoven) De kippen dabben en scharren in de grond om wormen, insecten en dergelijke te vinden. [N 19, 61a; L 33, 20; monogr.] I-12
schaterlachen zich bedoen: zich bedoon (Ophoven) bescheuren, iets bescheuren in de betekenis van erbij scheuren van het lachen; betekenis/uitspraak [N 38 (1971)] III-1-4
schatten schatten: schatten (Ophoven) het gewicht van iets schatten [koersen, prijzen] [N 89 (1982)] III-3-1
schede schede: šēͅi̯ (Ophoven), spleet: spleet (Ophoven) schede, lederen ~ waarin een mes wordt bewaard [N 20 (zj)] || Schede: het buisvormige deel van de vrouwelijke geslachtsorganen dat toegang verleent tot de baarmoederhals, vagina (slot, foeter, keet, schede). [N 84 (1981)] III-1-1, III-2-1
schede van de koe vazel: vā.zǝl (Ophoven), vāzǝl (Ophoven) Uitwendig geslachtsorgaan van de koe. [N C, 13; JG 1a, 1b; A 48A, 47b; monogr.] I-11