e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Ophoven

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
spelen (alg.) spelen: speuhle (Ophoven) spelen [GTRP (1980-1995)] III-3-2
spelletje potje: pøͅtjə (Ophoven) Het spelen van een spel door twee of meer personen [partijtje, potje, spelletje]. [N 88 (1982)] III-3-2
spenen spenen: spenen (Ophoven), spięnǝ (Ophoven) Het veulen het zuigen ontwennen. [JG 1a, 1b; N 8, 59] || spenen; een kind van de speen of de borst afwennen [spenen, spanen] [N 86 (1981)] I-9, III-2-2
sperma zaad: zaod (Ophoven), zoad (Ophoven) Sperma: het mannelijk zaad (foeter, natuur, sperma). [N 84 (1981)] || Sperma: het mannelijke zaad (zaad, natuur, sperma, wieks) [N 106 (2001)] III-1-1
sperwer stootkop: stoêtkop (Ophoven) sperwer [DC 42b (1967)] III-4-1
sperziebonen prinsessen: WBD/WLD  prinses (Ophoven) De gewone boon met gezwollen zaden, prinsesseboon,sperzieboon, (slaboon, kereboon, herenboon, boterboon, prinses, suikerboon). [N 82 (1981)] I-7
spetteren kissen: kischen (Ophoven), sissen: sissen (Ophoven) sudderen; Hoe noemt U: Knetteren van de boter in de pan bij verhitting (snerken, sudderen) [N 80 (1980)] III-2-3
spie spie/spij: spi(i̯) (Ophoven) De zeisring, die steel en blad verbindt, wordt vastgeslagen door middel van een spie, of door twee of meer spietjes. Doorgaans zijn ze van hout, omdat deze het beste vast blijven zitten; soms vindt men ook een ijzeren spie, vaak in combinatie met een houten. Zie ook de toelichting bij het lemma ''zeisring'', en afbeelding 4, nummer A4 en B4. [N 18, 67e; JG 1a, 1b, 2c; add. uit A 14, 2] I-3
spiertje trekken stekje trekken: stekske trekken (Ophoven) Loten met gras of lucifers (bijv. wie de langste trekt) [spiertje trekken, getuigen, tuigen]. [N 88 (1982)] III-3-2
spijbelen heggenschool: hegheschool (Ophoven) Hoe noemt men het heimelijk, zonder medeweten van de ouders, wegblijven van school? [Lk 03 (1953)] III-3-1