34018 |
stilstaan |
hou:
hou̯ (L371p Ophoven)
|
Voermansroep om het paard te doen stilstaan. [JG 1b; N 8, 95e en 96; L B 2, 257; L 36, 81e; monogr.]
I-10
|
17738 |
stinken |
ruiken:
ruken (L371p Ophoven),
stinken:
stinken (L371p Ophoven)
|
Stinken: een vieze reuk van zich geven (stinken, rieken, ruiken , muffen) [N 108 (2001)] || Stinken: een vieze reuk van zich geven (stinken, rieken, ruiken, muffen, dassen). [N 84 (1981)]
III-1-1
|
24565 |
stinkende gouwe |
wrattenkruid:
vrattekroet (L371p Ophoven)
|
schelkruid [ZND 06 (1924)]
III-4-3
|
23437 |
stoelen op het priesterkoor |
koorstoelen:
koeersteul (L371p Ophoven)
|
De stoelen op het priesterkoor [koeërsjteul?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
19430 |
stof afnemen |
stof vegen:
stoof vēge (L371p Ophoven)
|
Stof afnemen (stoffen) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
19659 |
stofblik |
blik:
blēēk (L371p Ophoven),
plaat:
plaat (L371p Ophoven),
vuilblik:
voelblik (L371p Ophoven)
|
Hoe noemt u het stoffer en blik samen? [N105 (2000)] || stofblik [ZND 21 (1936)]
III-2-1
|
19503 |
stofdoek |
stoflap:
stōflap (L371p Ophoven),
vod:
voͅt (L371p Ophoven)
|
een stuk doek dat gebruikt wordt om meubels af te stoffen [ZND 34 (1940)]
III-2-1
|
18357 |
stoffen pantoffel |
slof:
slofə (L371p Ophoven)
|
sloffen, stoffen pantoffels met slappe zool [N 24 (1964)]
III-1-3
|
20306 |
stok of twijg om een kind te straffen |
stek:
stek (L371p Ophoven),
wits:
znd 23, 60c;
wits (L371p Ophoven)
|
een stok of twijg om een kind te straffen [lat] [N 87 (1981)] || stok of twijg om iemand te straffen [ZND 23 (1937)]
III-2-2
|
20519 |
stokvis |
gezouten vis:
gezouten vis (L371p Ophoven)
|
bolling; Hoe noemt U: Gezouten en gedroogde vis (bolling) [N 80 (1980)]
III-2-3
|