e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Ophoven

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
struikhei bezemhei: WLD  bessemhei (Ophoven) Struikhei (calluna vulgaris). Een 20 tot 100 cm laag heestertje; de bladeren zijn smal en ongesteeld, ze bevinden zich in 4 rijen en zijn niet afvallend; de bloemen bevinden zich in rijke trossen en zijn naar één kant gericht, meestal rozerood of paars va [N 92 (1982)] III-4-3
struikrover baanstroper: baanstruiper (Ophoven) een rover die zich in en achter struiken verbergt om vandaaruit de voorbijgangers te overvallen [binder, baanstroper, struikrover] [N 90 (1982)] III-3-1
struma krop: krop (Ophoven), struma: struma (Ophoven) Struma: gezwel aan de hals, als gevolg van vergroting van de schildklier (krop, struma, kropziekte). [N 107 (2001)], [N 84 (1981)] III-1-2
stuifmeel, stofmeel stof: stō.f (Ophoven  [(1 kilogram per zak)]  ) Dat gedeelte van het meel dat tijdens het malen verloren gaat en dus in mindering komt van hetgeen de molenaar moet afleveren. Het woordtype stofloon is te verklaren uit het feit dat in Belgisch Limburg de meeste molenaars geen onderscheid maken tussen ɛstofmeelɛ en ɛschepmeelɛ. Meestal worden beide samengeteld zodat één grotere hoeveelheid ontstaat die van het meel mag worden afgehouden. Zie ook de toelichting bij het lemma ɛschepmeelɛ. In Q 204a werd het stuifmeel als veevoer (beestengoed: ɛbīštǝgōtɛ) of als ɛfiltermeelɛ gebruikt. Achter de plaatscodes is, voor zover opgegeven, tussen haakjes vermeld hoeveel stuifmeel per honderd kilo meel in de betreffende plaats wordt berekend. De woorddelen -ømeelŋ en ømolenŋ- zijn fonetisch gedocumenteerd in de lemmata ɛmeelɛ respectievelijk ɛmolenɛ.' [N O, 37g; JG 1a; JG 1b; Jan 269; Coe 251; Grof 290; A 42A, 48 add.; JG 1c add.; JG 2c add.] II-3
stuifzand stuifzand: stuufzand (Ophoven) stuifzand, zeer fijn zand dat gemakkelijk stuift [vliegzand, stobber] [N 81 (1980)] III-4-4
stuiken stuiten: stuten (Ophoven) Knikkers in een kuiltje gooien [stoeken, stuiten]. [N 88 (1982)] III-3-2
stuipen begavingen: begaovingen (Ophoven), stuipen: stupen (Ophoven, ... ) stuipen: De stuipen hebben: een aanval van stuipen hebben (stuipen, stuiptrekken, begaovings, spinneweven). [N 107 (2001)] || stuipen: Plotselinge spiersamentrekkingen, vaak samen met bewustloosheid; stuipen (stuipen, gaven, convulsies). [N 84 (1981)] III-1-2
stuitbeen votknook: votknook (Ophoven) Stuitbeen (staartbeen, votknook). [N 109 (2001)] III-1-1
stuiven van droog zand of stof stuiven: stuve  sty(3)̄və (Ophoven) beginnen te stuiven (er waait droog en fijn zand rond bij winderig weer] [stieven, smoren, mouwen, stobberen, stubbelen] [N 22 (1963)] III-4-4
stuiver (belg.) stuiver: ps. omgespeld volgens Frings.  sty(3)̄vər (Ophoven) Betekenis en uitspraak van: stuiver? Uitspraak en betekenis. [N 21 (1963)] III-3-1