e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Ophoven

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
sukkelen sukkelen: sukkelen (Ophoven) Sukkelen: aanhoudend ziek of niet gezond zijn, ziekelijk zijn (kwijpelen, plaaieren, op de sukkelbaan zijn, in het sukkelstraatje zijn). [N 84 (1981)] III-1-2
syfilis druiper: druiper (Ophoven, ... ) Syfilis: besmettelijke geslachtsziekte die gewoonlijk begint met een zweer op de geslachtsorganen; uiteindelijk kan elk orgaan aangetast worden (druiper, luizenziekte). [N 84 (1981)] || Syfilis: besmettelijke geslachtsziekte die gewoonlijk begint met een zweer op de geslachtsorganen; uiteindelijk kan elk orgaan aangetast worden (druiper, luizenziekte, syfilis). [N 107 (2001)] III-1-2
taal taal: taal (Ophoven) taal; datgene waarvan men zich bedient om zijn gedachte of gevoelens kenbaar te maken [taal, tong] [N 87 (1981)] III-3-1
tabakspruim sjiek: sjèk (Ophoven) pruimtabak; Hoe noemt U: Een pluk tabak, om op te kauwen of op te zuigen (chique, sik, sjik, pruim, karot, keesje, rol) [N 80 (1980)] III-2-3
tabernakel tabernakel (<lat.): tabernakel (Ophoven) Het tabernakel, het rijkversierd kastje (op het hoofdaltaar of op het sacra-mentsaltaar), waarin het Allerheiligste bewaard wordt. [N 96A (1989)] III-3-3
tafel tafel: tōͅfəl (Ophoven), töfəl (Ophoven) een schoon tafel krassen (met een spijker, enz.) [ZND 28 (1938)] || tafel [ZND 49 (1958)] III-2-1
tafelmes tafelmets: tōͅfəlmɛts (Ophoven) mes dat men aan tafel gebruikt [N 20 (zj)] III-2-1
tak van een geslacht familie: familie (Ophoven), familietak: familietak (Ophoven) de tak van een geslacht [natie, familie] [N 115 (2003)], [N 87 (1981)] III-2-2
takken (coll.) kroon: kroen (Ophoven), WBD/WLD  kroun (Ophoven), kruin: kruun (Ophoven), tak (mv.): ték (Ophoven) Alle takken samen (griend, kroon, gezwaai). [N 82 (1981)] || takken, coll. [ZND 35 (1941)] III-4-3
tand, tanden tand(en): ta.njt (Ophoven  [(mv tɛnj)]  ) Achter het codenummer van de plaats is de meervoudsvorm vermeld. Voor een aantal plaatsen beschikken wij evenwel alleen over de enkel- of meervoudsvorm; deze laatste citeren wij als eerste. [JG 1a, 1b; N 8, 17] I-9