24004 |
ten doop houden |
ten doop houden:
ten doup haoje (L371p Ophoven)
|
Het ten doop houden, het vasthouden van het kind tijdens de doop. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
19253 |
ten einde brengen |
bolwerken:
bolwerken (L371p Ophoven)
|
een werk ten einde brengen, afmaken [bolwerken, opzeilen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
23638 |
ten offer gaan |
ten offer gaan:
ten offer gaon (L371p Ophoven)
|
De offergang maken, ten offer gaan. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
24055 |
ten volle bediend zijn |
de volle zaken ontvangen hebben:
de vol zakes ontvange (L371p Ophoven)
|
Ten volle bediend zijn, d.w.z. gebiecht, de H. Communie en het H. Oliesel ontvangen hebben. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
17632 |
tepel |
deem:
diǝm (L371p Ophoven),
tet:
tette (L371p Ophoven)
|
[L 49, 6b; A 30, 6b; Ge 1, 6b]borsttepels [N 10c (1995)]
I-12, III-1-1
|
34452 |
tepel van een geit |
deem:
diǝm (L371p Ophoven)
|
[L 49, 6c; A 30, 6c; Ge 1, 6c; monogr.]
I-12
|
34320 |
tepel, tet |
deem:
dīǝm (L371p Ophoven),
mem:
męm (L371p Ophoven),
tepel:
tēpǝl (L371p Ophoven)
|
Het afzonderlijk melkgevend orgaan van het varken of de tepel. [N 19, 19a; JG 1a, 1b; L 49, 6d; A 30, 6d; G 1, 6d; monogr.]
I-12
|
20477 |
ter begrafenis gaan |
naar de begrafenis gaan:
nao de begrafenis gaon (L371p Ophoven),
naor de begrèvenis gaon (L371p Ophoven)
|
een begrafenis gaan bijwonen [begaan, te lijk gaan, ter bier gaan, gaan kezen, op de korte snee gaan] [N 87 (1981)] || ter begrafenis gaan [N 96D (1989)]
III-2-2
|
24069 |
teraardebestelling |
begrafenis:
begrafenis (L371p Ophoven)
|
De teraardebestelling. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
30594 |
terpentijn |
terpentijn:
tɛrpǝtīn (L371p Ophoven)
|
Vluchtige vloeistof, bestaande uit een mengsel van sterk onverzadigde koolwaterstoffen. Als grondstof voor de bereiding ervan dienen de harsen die men uit verschillende pijnbomen wint. Terpentijn wordt gebruikt als verdunningsmiddel voor verf en voor de bereiding van matverven. Aan glansverf en vernis wordt terpentijn toegevoegd om de verf te verschralen en daardoor zakken te voorkomen. [N 67, 17a; L 8, 5; monogr.]
II-9
|