e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Ophoven

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
van de leg afraken verzijen: (de kip) vǝrsidj (Ophoven) [N 19, 50b; N 19, Q 111 add.; monogr.] I-12
van hoge afkomst van adel: van aadəl (Ophoven), van groot volk: van grôet volk (Ophoven), van hoge afkomst: van houoeg aafkomst (Ophoven), van hôeg aafkoumst (Ophoven), van hôege aafkomst (Ophoven), van hoog volk: van hôeg volk (Ophoven) van hoge afkomst; hij is - - - [ZND 19 (1936)] III-2-2
van katoen geven katoen geven: katoen geven (Ophoven) alle kracht inspannen om iets op tijd klaar te hebben [lament geven, buzze geven, kemp geven, draad geven, kletsoor geven] [N 85 (1981)] III-1-4
van veren wisselen ruizelen: rø̜̄u̯zǝlǝ (Ophoven), rø̜i̯zǝlǝ (Ophoven), rø̜i̯zǝlǝn (Ophoven), rø̜u̯.zǝlǝ (Ophoven) [N 19, 51; L 6, 20; L 42, 5; L 48, 10; A 26, 8; Lu 2, 10; Lu 4, 8; S 30; JG 1a, 1b, 2a-2, 12, 2c; monogr.] I-12
vang praam: prām (Ophoven) Algemene benaming voor de gehele reminrichting aan het aswiel van windmolens. De vang bestaat uit een houten of stalen ring, al dan niet uit één stuk, die onder invloed van een zwaar gewicht, de vangbalk , om een houten wiel wordt geklemd. Het afremmen van de as met het gevlucht gebeurt aan de voet van de molen of op de zwichtstelling met behulp van het vangtouw. Zie ook afb. 51. Men onderscheidt twee typen vanginrichtingen, namelijk de blokvang en de hoepelvang. Tot de blokvang behoren de Vlaamse vang en de Hollandse vang of stutvang. De hoepelvang kan worden onderverdeeld in de houten- en stalen hoepelvang. Zie voor de benamingen van de diverse typen van vanginrichtingen de lemmata ɛhoepelvangɛ, ɛblokvangɛ, enz.' [N O, 12a; A 42A, 79; Sche 57; monogr.; N D, 33 add.] II-3
vangen vangen: vaŋə (Ophoven) vangen [ZND 25 (1937)] III-1-2
vanger bij krijgertje spelen pakker: pakker (Ophoven) De persoon die vangt bij het krijgertje spelen [pakker, seseur]. [N 88 (1982)] III-3-2
vangplooi vlim: vlēm (Ophoven) Huidplooi tussen lies en uier. [N 3A, 115] I-11
vanzelfsprekend natuurlijk: nateurlik (Ophoven) vanzelfsprekend, natuurlijk [ralik] [N 85 (1981)] III-1-4
varen varen: varen (Ophoven, ... ), vørə (Ophoven, ... ) varen [ZND 08 (1925)], [ZND m] III-3-1