18290 |
wit halsboordje |
kraag:
kraach (L371p Ophoven)
|
wit halsboordje (fr. faux-col) [ZND 32 (1939)]
III-1-3
|
33772 |
wit stervormig vlekje op het voorhoofd |
kol:
kǫl (L371p Ophoven),
ster:
stɛr (L371p Ophoven)
|
Witte plek op het voorhoofd van donkerharige paarden, niet groot maar van verschillende vorm als rond, ovaal e.d. Een ster is iets groter dan een kol. Zie afbeelding 3. [JG 1a, 1b; N 8, 27a; S 27]
I-9
|
34538 |
wit van het ei |
wit:
wet (L371p Ophoven)
|
[JG 1b, 1c; monogr.]
I-12
|
19435 |
wit zand, stooizand |
zand:
zand (L371p Ophoven)
|
De witte stof die vroeger op de vloer gestrooid werd (zand, wit zand) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
24521 |
witte abeel |
canada:
WBD/WLD
canada (L371p Ophoven)
|
De witte abeel, 15-18 m hoog, bladeren 8-12 cm, zijn grijsgroen aan de bovenzijde en kalkwit aan de onderkant (abeel, witbeel, kjeseboom, peppel, vlaming, witte canada, witte boom). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
23669 |
witte donderdag |
witte donderdag:
witte donderdig (L371p Ophoven)
|
De donderdag in de week vóór Pasen, Witte Donderdag [jreune dónnesjtiech]. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
33258 |
witte klaver, steenklaver |
steenklee:
stęi̯n[klee] (L371p Ophoven)
|
Trifolium repens L. Een 5 tot 25 cm lange plant met kruipende stengels emn witte, later bruine, bloemhoofdjes, die van mei tot de herfst bloeien. Ook witte klaver wordt vooral als veevoeder en als dekvrucht geteeld, is eerder geschikt voor weiden dan voor maaien, maar stelt lagere eisen aan de grond. Zie ook de toelichting bij het lemma Klaver, Algemeen. Zie het lemma Klaver, Algemeen voor de fonetische documentatie van de woord(delen) klaver(-) en klee(-). [N 14, 83; monogr.]
I-5
|
20654 |
witte kool |
kabots:
kəbotsə (L371p Ophoven),
kabotsmoes:
kəbotsmōs (L371p Ophoven),
kabuis:
kabuis (L371p Ophoven),
wit moes:
wet mōs (L371p Ophoven)
|
[Goossens 1b (1960)] [Lk 05 (1953)]
I-7
|
24280 |
witte kwikstaart |
kwikstaart:
kwikstart (L371p Ophoven)
|
kwikstaart, wit (Motacilla alba alba L.) [Lk 04 (1953)]
III-4-1
|
24642 |
witte narcis |
paasbloem:
WLD
paosbloom (L371p Ophoven)
|
Witte narcis (narcissus poeticus). De rand der bijkroon is vliezig doorschijnend. De bloeistengel is samengedrukt met twee scherpe randen. De bloemen zijn meestal alleenstaand, de dekslippen zijn sneeuwwit, de bijkroon is geel met rood (tijloos, paasbloem [N 92 (1982)]
III-4-3
|